Alleen voor privé gebruik
Deel 17 – 10 juni 1924
Na vanmorgen de H. Communie op mijn gebruikelijke manier te hebben ontvangen
zei, ik tot mijn lieve Jezus: “Mijn zoete Leven, ik wil niet alleen blijven als ik met U
samen ben, maar ik verlang dat iedereen en alles samen met mij is. En ik wil niet
alleen de kroon van al uw kinderen, maar ik wil ook de kroon van ieder ding dat U
schiep. Dan, samen met mij in de eindeloosheid van uw allerheiligste Wil, zal ik de
hele schepping geknield aan uw voeten vinden en samen kunnen we U aanbidden, U
danken en U zegenen.”
En terwijl ik dit zei, zag ik hoe alle geschapen dingen zich haastten om voor Jezus
een kroon te maken en hoe iedereen Hem eer bracht. Toen zei ik: “Ziet U, mijn
Liefde, hoe mooi uw werken zijn, zoals de zon die armen maakt met zijn stralen,
terwijl die neerknielt om U te aanbidden, te omhelzen en te kussen? En de sterren
maken een kroon voor U en glimlachen U toe met hun lief getwinkel. Zij zeggen U:
Groots zijt Gij; Wij schenken U glorie voor altijd.” Terwijl de zee golft met zijn
harmonisch gemurmel zegt die tot U als vele zilveren stemmen: “Oneindig dank aan
onze Schepper.” En samen met de zon omhels ik U en kus U; met de sterren erken ik
U en verheerlijk ik U, met de zee dank ik U. Maar wie kan zeggen wat ik allemaal
zei, terwijl ik alle geschapen dingen rond Jezus riep? Als ik alles zou willen zeggen,
zou dat te veel zijn. Het komt mij voor dat ieder geschapen ding een speciale rol heeft
om eer te kunnen brengen aan de Schepper.
Welnu, terwijl ik dit deed, dacht ik bij mezelf dat ik tijd verknoeide en dat dit niet de
dankzegging was die Jezus na de Communie toekwam. En ik zei dit tegen Jezus. En
Hij, één en al vriendelijkheid zei: “Mijn dochter, mijn Wil bevat alles; en wie er in
leeft moet niets missen wat Mij toebehoort. Bovendien, als hij één enkel ding zou
weglaten, kun je zeggen dat hij Mij niet alle eer en glorie brengt die mijn Wil bevat.
Dus kun je zeggen dat zijn leven er niet volkomen in aanwezig is, en hij geeft Me niet
de uitwisseling van alles, wat mijn Wil hem heeft gegeven, omdat Ik alles heb
gegeven aan hem die in mijn Wil leeft. Ik ga naar hem toe in de triomf van mijn
liefde. En hij moet langs dezelfde weg komen om Mij de nieuwe uitwisseling van Zijn
liefde te geven. Zou het jou geen vreugde schenken, jij die zo veel mooie en
verschillende werkjes hebt gemaakt, als de persoon die je liefhebt die rondom je zou
plaatsen om je een plezier te doen? En als hij jou die stuk voor stuk zou tonen en zou
zeggen: ´Kijk, dit zijn jouw werkstukjes; hoe mooi is dit; hoe kunstzinnig is dit
andere; en het derde, wat een vakmanschap; en het vierde, wat een verscheidenheid
aan kleur.´ Wat een vreugde zou je er niet aan beleven; wat een glorie voor jou? En
zo is dat voor Mij. Bovendien wie in mijn Wil leeft, in wie alles gecentreerd is, moet
zijn als de harteklop van de hele schepping, omdat alle dingen die in haar trillen
krachtens mijn Wil een enkele harteklop moeten vormen om Mij de harteklop van
iedereen en alles terug te geven en Mij de glorie en de liefde terug te geven van alles
wat Ik heb geschapen. In de ziel die heerst in mijn Wil, moet Ik alles vinden van
iedereen zodat zij, alles bevattend, Mij alles kan geven wat de anderen Mij zouden
moeten geven.
Mijn dochter, leven in mijn Wil is zo verschillend van andere heiligheid. Daarom is
het ware onderricht over mijn Wil en hoe er in te leven nog steeds onbekend. Je zou
kunnen zeggen dat andere heiligheid niets dan schaduw is van mijn goddelijk leven.
Bovendien, het is de Goddelijke Wil die de bron is van goddelijk leven. Wees daarom
vol aandacht voor de praktijk van het leven in mijn Wil, zodat vanuit jou de ware
manier en de nauwkeurige en precieze onderrichtingen kunnen komen; aldus kunnen
degenen die er in willen leven, niet de schaduw maar de ware heiligheid van het
goddelijk Leven vinden.
Toen Ik op aarde was, was er geen werk, gedachte, woord etc. van het schepsel, dat
mijn Mensheid niet insloot in mijn Goddelijke Wil om alle acten van de schepselen te
bedekken. Je zou kunnen zeggen dat Ik een gedachte had voor iedere gedachte, een
woord voor ieder woord. Zo was het voor alles, zodat mijn Vader volledig
verheerlijkt kon worden en schepselen kon het licht gegeven worden, het leven, de
rijkdom en de middelen.
Welnu, dit alles bestaat in mijn Wil en wie erin leeft, moet alle schepselen insluiten
om al mijn acten te herdoen. In iedere act moet hij nog een mooie en goddelijke
schaduw van mijn Wil leggen om Mij de uitwisseling te schenken van alles wat Ik
deed. Alleen degenen die in mijn Wil leven, kunnen Mij deze uitwisseling schenken;
en Ik verwacht die als een middel om de Goddelijke Wil met de menselijke wil in
contact te brengen en de menselijke wil het goede te schenken wat de Goddelijke Wil
bevat. Ik wil dat het schepsel werkzaam is als bemiddelaar, door dezelfde weg af te
leggen die mijn Mensheid ging in mijn Wil, om de deur te openen naar het koninkrijk
van mijn Wil dat gesloten werd door de menselijke wil. Daarom is je zending groot;
offer en toegewijde aandacht zijn noodzakelijk.”
Nadien voelde ik me ondergedompeld in de verheven Wil en Jezus vervolgde: “Mijn
dochter, mijn Wil is alles en bevat alles; en Het is het begin, het midden en het einde
van de mens. Daarom gaf Ik hem, toen Ik de mens schiep, geen wetten of
sacramenten, maar alleen mijn Wil, omdat Die meer dan voldoende was. En omdat
hij daarin zijn oorsprong had, vond hij alle middelen om niet een minderwaardige
heiligheid te bereiken, maar de hoogte van goddelijke heiligheid. Aldus bevond hij
zich aan de poort van zijn bestemming. Dit betekent dat de mens niets nodig had dan
alleen mijn Wil, waarin hij alles zou vinden op een verrassende
bewonderenswaardige en makkelijke wijze om heilig en gelukkig te worden in de tijd
en in eeuwigheid. Als Ik na eeuwen en eeuwen schepping de mens een wet gaf, was
dat, omdat hij zijn begin verloren had en dus had hij het midden en het einde
verloren. Daarom was de wet niet het begin maar het midden. Maar toen Ik zag hoe
de mens zijn ondergang tegemoet bleef gaan, zelfs met mijn wet, stelde Ik de
sacramenten in, toen Ik op aarde kwam als een sterker en machtiger middel om hem
te redden. Maar hoeveel misbruik, hoeveel ontheiligingen. Hoevelen gebruiken de
wet en de sacramenten om meer te zondigen en zich dieper in de hel te werpen.
Terwijl daarentegen met alleen mijn Wil die begin en eind is, de ziel in veiligheid is
gesteld, verheven tot goddelijke heiligheid, en zij bereikt volledig het doel waarvoor
zij werd geschapen zonder het minste risico Mij te kunnen beledigen. Dus de veiligste
weg is alleen mijn Wil. En de sacramenten zelf, als die niet ontvangen worden in
harmonie met mijn Wil, kunnen dienen als een middel tot veroordeling en ondergang.
Daarom leg Ik zo veel nadruk op mijn Wil, omdat de ziel die aan het begin staat de
middelen positief zal vinden en zij zal de vruchten ontvangen die zij bevatten. Aan de
andere kant kunnen de sacramenten zonder mijn Wil giftig zijn en zij kunnen de ziel
leiden tot de eeuwige dood.”
Deel 17 – 14 juni 1924
Terwijl ik me vanmorgen in mijn gebruikelijke toestand bevond en ik niet wist of het
een droom was, zag ik mijn overleden biechtvader. Het kwam mij voor dat hij een
kronkel uit mijn brein nam en die aanpaste. Ik vroeg hem waarom hij dat deed en hij
zei: “Ik ben gekomen om je te zeggen dat je aandacht moet hebben om je geschriften
ordelijk te noteren omdat God orde is. Als één zin of één woord wat de Heer je zegt
onjuist en wanordelijk wordt weergegeven, kan het twijfel en moeilijkheden
veroorzaken voor degenen die zullen lezen wat jij opschrijft over zijn aanbiddelijke
Wil.” Toen ik dit hoorde zei ik: “Weet U misschien dat ik sommige dingen
wanordelijk heb opgeschreven?” En de biechtvader: “Nee, nee, maar wees aandachtig
in de toekomst. Wees er zeker van dat de dingen die je opschrijft duidelijk zijn en
eenvoudig zoals Jezus die tegen je zegt. Je mag niets weglaten, omdat het genoeg is
voor jou dat je een kort gezegde of een woord dat Jezus je zegt, weglaat of het anders
opschrijft en dan ontbreekt de orde. Omdat deze uitdrukkingen zelfs de kleinste, licht
geven zodat de betekenis duidelijk kan worden verstaan. Zij sluiten aan bij de orde
van de waarheden die de goede Jezus je openbaart. Je bent geneigd kleine dingen weg
te laten, die op hun beurt verband houden met grotere dingen en omgekeerd. Wees
daarom in ’t vervolg aandachtig zodat alles juist geordend is.” Na dit gezegd te
hebben verdween hij en ik bleef een beetje peinzend achter.
Hierna was ik helemaal overgegeven aan de Goddelijke Wil; en mijn Jezus bewoog
in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, hoe mooi is het om te zien hoe een ziel
werkzaam is in mijn Wil. Zij is als een spons die al het goede dat de verheven Wil
bevat, opneemt. Er zijn in de ziel zo veel goddelijke acten zichtbaar die leven
uitstralen en men kan nauwelijks onderscheiden of het acten zijn van de Schepper of
van het schepsel. Omdat zij doortrokken zijn van de eeuwige Wil, hebben zij de
kracht en de werkwijze van de eeuwige Majesteit opgenomen. Kijk naar jezelf en zie
hoe mooi mijn Wil je gemaakt heeft. En dat niet alleen, maar in ieder van je acten
sluit je Mij in jezelf, omdat wanneer je mijn Wil insluit in jezelf, je alles insluit.”
Ik keek naar mezelf en oh, hoe veel licht kwam naar buiten. Maar wat het meeste
indruk maakte en me goed deed, was te zien dat mijn Jezus ingesloten was in elke act
van Mij; Hij had zijn Wil in mij gevangen gezet.
Deel 17 – 20 juni 1924
In mijn gebruikelijke toestand bevond ik me buiten mezelf samen met mijn liefste
Jezus. Hij was één en al goedheid. Hij nam mijn handen tussen de zijne en drukte die
innig tegen zijn borst en met totale liefde zei Hij: “Mijn dochter, als je eens wist wat
een plezier, wat een vreugde Ik ervaar, als Ik spreek over mijn Wil. Ieder extra ding
dat Ik je openbaar over mijn Wil is een geluk dat van Mij uitgaat, dat wordt
doorgegeven aan het schepsel. Ik voel me gelukkiger in het schepsel vanwege mijn
eigen geluk, omdat het speciale kenmerk van mijn Wil precies dit is: God en mens
gelukkig maken. Herinner je je niet, mijn dochter, wat een vreugde we deelden – ik
sprekend tot jou en jij luisterend naar Mij – en hoe we elkaar gelukkig maakten? En
omdat alleen mijn Wil de kiem van het geluk bevat, vormen wij, – Ik door het te
openbaren en de ziel door het te kennen – de boom en de vruchten van het ware en
eeuwige geluk dat nooit tekort schiet. En niet alleen Wij, maar ook degenen die
luisteren naar en de bewonderenswaardige en verrassende dingen van mijn Wil
lezen, ervaren de zoete verrukking van mijn geluk. Om Mijzelf daarom gelukkig te
maken in mijn werken, wil Ik met je spreken over de edelmoedigheid van mijn Wil en
hoe ver de ziel kan reiken en wat die kan insluiten als die mijn Wil toestaat er binnen
te treden. De edelmoedigheid van mijn Wil is goddelijk; en omdat Die van de Hemel
is, daalt die niet alleen neer in degenen die edelmoedige minnaars zijn. Daarom was
mijn Mensheid de eerste om Die toegang te verschaffen. Die is niet tevreden met
stukjes, maar verlangt alles, omdat Die alles wil geven. En hoe kan Die dit doen, als
Die niet alles aantreft in zichzelf? En waar kon Die al het goede onderbrengen? Dus
mijn Mensheid was een en al heilige en edelmoedige hoffelijkheid en maakte Mij het
middelpunt van alles en allen. Zie je dan, hoe de ziel in zichzelf alles wat mijn
Mensheid deed moet insluiten, opdat mijn Wil regeert in de ziel. En als andere
schepselen naargelang hun geschiktheid, gedeeltelijk hebben gedeeld in de vruchten
van mijn Verlossing, zal dit schepsel alles verzamelen om de edelmoedige hofhouding
van mijn Wil te vormen. De Goddelijke Wil zal in zijn ziel het centrum zijn van de
liefde die Die schenkt en wil schenken aan iedereen om zo de liefde van allen en
iedereen te kunnen ontvangen, Die niet tevreden is om er alleen de uitwisseling van
de liefde aan te treffen, maar Die de uitwisseling van ieder schepsel verlangt en van
iedere relatie die tussen de Schepper en het schepsel bestaat in de schepping. Mijn
Wil verlangt deze overeenstemming aan te treffen in zielen waar Die wil regeren.
Anders zou zijn geluk niet compleet zijn en Die vindt niet al het goede noch alles van
zichzelf. Mijn Wil moet tegen de ziel waar Die regeert kunnen zeggen: “Hier vind Ik
mijn geluk.” En zelfs als er niemand zou zijn om Mij lief te hebben of Mij deze
uitwisseling te schenken, Ik ben altijd gelukkig in Mijzelf. Niemand kan mijn geluk in
droefheid veranderen omdat Ik, met mijn Wil alles vind; Ik ontvang alles en Ik kan
alles geven. De woorden die bestaan in de drie goddelijke Personen kunnen herhaald
worden. “Wij zijn ongrijpbaar”; wat het schepsel ook doet, niemand of niets kan Ons
raken, noch ons eeuwige en onveranderlijke geluk ook maar in ’t minst verminderen.
Alleen hij die onze Goddelijke Wil bezit, kan Ons in liefde raken en binnengaan om
één te worden met Ons. Dan, als het schepsel gelukkig is met ons zelfde geluk, blijven
Wij verheerlijkt door het geluk van het schepsel. Wanneer mijn Wil regeert in het
schepsel op een volkomen wijze, dan zal liefde de totale volmaaktheid bereiken in het
schepsel. Dan zullen schepselen zich – dank zij mijn Wil in hen – geliefd, verdedigd
en ondersteund voelen door elkaar, zoals God hen lief heeft, verdedigt en
ondersteunt. Mijn Wil zal in het schepsel worden overgebracht als zijn eigen leven.
Dan zullen alle deugden hun volledige volmaaktheid bereiken, omdat zij niet gevoed
zullen worden met menselijk leven, maar met goddelijk Leven.
Daarom had Ik twee mensheden nodig: Mijn eigen om de Verlossing te bewerken en
die van het schepsel om het “Fiat Voluntas Tua” te vormen op aarde zoals in de
Hemel. Het ene is noodzakelijk voor het andere. Het eerste was om de mens te
verlossen. Het tweede was om het unieke doel te herstellen waarvoor de mens werd
geschapen en om de genadestroom te openen tussen de menselijke wil en de
Goddelijke, zodat deze Goddelijke Wil zou regeren op aarde zoals in de Hemel. En
terwijl mijn Mensheid, om de mens te verlossen, mijn Wil laat regeren op aarde zoals
in de Hemel, sta Ik nu op ‘ t punt een andere mensheid te zoeken die, als Ik die laat
regeren op aarde zoals in de Hemel, Mij al de plannen van mijn Schepping laat
realiseren.
Wees daarom aandachtig om alleen Mijn Wil in jou te laten regeren. Ik zal je met
dezelfde liefde beminnen waarmee Ik mijn allerheiligste Mensheid bemin.”
Deel 17 – 1 juli 1924
Ik voelde me erg bedrukt vanwege het gemis van mijn aanbiddelijke Jezus. Oh, hoe
bloedt mijn hart; en ik voel mij onderhevig aan het lijden van voortdurend sterven! Ik
werd gewaar dat ik niet langer verder kon zonder Hem en dat mijn martelaarschap
niet wranger kan zijn. En terwijl ik probeerde mijn Jezus te volgen in de
verschillende mysteries van zijn Passie, kon ik bij Hem zijn in het mysterie van zijn
zeer smartelijke geseling. Op dat moment bewoog Hij in mijn binnenste en vulde me
volledig met zijn aanbiddelijke Persoon. Toen ik Hem zag, wilde ik Hem spreken
over mijn moeilijke toestand; maar Jezus vroeg te zwijgen en zei: “Mijn dochter, laat
ons samen bidden. Dit zijn zeker droeve tijden waarin mijn rechtvaardigheid die
zichzelf niet kan bevatten vanwege het kwaad van de schepselen, de aarde zou willen
overstromen met nieuwe geselingen. Daarom is gebed in mijn Wil noodzakelijk dat
zich opstelt, neerkomend op iedereen, als verdediging van schepselen; en met zijn
kracht belemmert het dat mijn rechtvaardigheid het schepsel benadert om het te
kastijden.”
Hoe mooi en ontroerend was het Jezus te horen bidden. En omdat ik bij Hem was in
het smartelijke mysterie van de geseling, maakte Hij zich zichtbaar terwijl Hij zijn
bloed vergoot; en ik hoorde Hem zeggen: “Mijn Vader, Ik bied U dit aan, mijn bloed.
Oh, laat dit alle intelligenties van schepselen bedekken en maak hun kwade gedachten
ijdel; blus het vuur van hun hartstochten en laat heilige intelligenties weer
verschijnen. Laat dit bloed hun ogen bedekken en versluier hun zicht, zodat de
aantrekkingskracht van zondige pleziertjes hun ogen niet binnengaan en zij niet
bevuild worden met de modder van de aarde. Laat mijn bloed hun mond bedekken en
vullen en maak hun lippen onbruikbaar voor godslasteringen, vloeken en al hun
gemene woorden. Mijn Vader, laat dit bloed hun handen bedekken; zorg dat zoveel
schandelijke acten weerzinwekkend worden voor de mens. Laat dit bloed circuleren
in onze eeuwige Wil om iedereen te bedekken en te verdedigen. Moge het het
verdedigingswapen van het schepsel zijn voor de rechten van onze rechtvaardigheid.”
Maar wie kan zeggen hoe Jezus bad en alles wat Hij zei. En hierna werd Hij stil; en ik
werd in mijn binnenste gewaar hoe Jezus mijn arme zieltje in zijn handen nam, het
liefkoosde, het opnieuw aanraakte en ernaar keek. Toen zei ik Hem: “Mijn Liefde,
wat doet U? Is er iets in mij dat U mishaagt?” En Hij: “Ik bewerk en breid je ziel uit
in mijn Wil. Maar Ik moet je niet uitleggen wat Ik doe, omdat jij, na jezelf volledig
aan Mij te hebben gegeven, je rechten hebt verloren; en die rechten zijn nu van Mij.
Weet je wat jouw enige recht is? Het is dat mijn Wil van jou is en je alles verschaft
wat het kan om je gelukkig te maken in de tijd en in eeuwigheid.”
Deel 17 – 16 juli 1924
Voortgaande in mijn gebruikelijke toestand, bracht mijn aanbiddelijke Jezus me
buiten mezelf en zei: “Mijn dochter, de Schepper gaat op zoek naar het schepsel om
in zijn boezem het goede te leggen wat Hij heeft verkondigd in de Schepping. Daarom
beschikt Hij altijd in iedere eeuw dat er zielen zijn die alleen Hem zoeken. Hij plaats
zijn gaven in degene die Hem willen ontvangen en in degene die Hem zoeken. Dus de
Schepper komt vanuit de Hemel en het schepsel vanuit de aarde om elkaar te
ontmoeten: de Een om te geven en de ander om te ontvangen. Ik voel de sterke
behoefte om te geven. Het is een groot verdriet om voorbereidingen te treffen om het
goede te geven en niemand te hebben aan wie je dat kunt schenken. Zij blijven
werkeloos vanwege het gebrek aan contact met hem die onverschillig is om het te
verlangen. Maar weet je in wie Ik het goede kan inbrengen dat van Mij uitging in de
schepping? In hem die leeft in mijn Wil. Alleen mijn Wil geeft het vermogen, de
waardering en de ware geschiktheid om de geschenken van de Schepper te
ontvangen. En mijn Wil voorziet in de uitwisseling, de dankbaarheid, de dankzegging
en de liefde die de ziel behoort te geven voor de geschenken die met zoveel
vriendelijkheid zijn gegeven. Daarom, kom met Mij mee; en wij zullen samen rond
gaan in de Hemel en op aarde, zodat Ik in jou de liefde kan inbrengen die Ik aan
Mijzelf onttrok uit liefde voor de schepselen en alle geschapen dingen. Jij zult Mij de
uitwisseling geven voor alles. En samen met Mij zul je iedereen liefhebben met mijn
liefde en wij zullen liefde geven aan allen. Wij zullen met z’n tweeën zijn in deze
liefde en Ik zal niet langer alleen zijn.” En dus gingen wij overal rond en Jezus stortte
in mij zijn liefde die alle geschapen dingen bevatte. En ik weergalmde zijn liefde en
herhaalde met Hem: “ik heb U lief” namens alle schepselen.
Nadien vervolgde Hij: “Bij de schepping van de mens begeesterden Wij zijn ziel met
onze adem, want Wij wilden in hem het intiemste deel van ons innerlijk instorten en
dat is onze Wil. Onze Wil gaf hem tegelijkertijd alles van de Godheid, wat de mens
als schepsel kon bevatten om hem te maken tot ons beeld. Maar de ondankbare mens
wilde de eenheid met onze Wil verbreken; en ofschoon zijn ziel bleef bestaan, nam
zijn menselijke wil de plaats in van de goddelijke Wil, verduisterde zijn ziel, besmette
haar en maakte de hele Godheid onwerkzaam, zo erg dat zij volledig in wanorde
geraakte en werd misvormd. Om die reden wilde Ik hem nog eens geschikt maken om
mijn Wil te ontvangen en is het noodzakelijk dat Ik weer terugkeer om mijn adem in
hem in te blazen, zodat mijn adem de duisternis verjaagt en de besmetting en weer
eens de inbreng van onze Godheid werkzaam maakt die Wij hem schonken, toen We
hem schiepen. Oh hoe verlang Ik ernaar hem mooi te zien, hersteld zoals Ik hem
schiep! En alleen mijn Wil kan dit grote wonder bewerken. Daarom wil Ik je mijn
adem in brengen zodat je dit grote goed zult ontvangen – dat mijn Wil in jou regeert
en je alle goeds schenkt en de rechten die Die de mens schonk bij zijn schepping.”
En terwijl Hij dit zei, kwam Hij naderbij, ademde in mij, omhelsde me en verdween
toen.
Deel 17 – 25 juli 1924
Vanmorgen toonde mijn lieve Jezus zich in mijn binnenste terwijl Hij zijn armen
uitstrekte in de vorm van een kruis. Ik bleef bij Hem en toen zei Hij: “Mijn dochter,
de laatste act van mijn leven was Mijzelf uitstrekken op het kruis en daar blijven met
mijn armen wijd open tot Ik stierf, zonder te kunnen bewegen of zich te verzetten
tegen wat zij Mij wilden aandoen. Ik was een juist portret, een levend beeld van wie
leeft niet met de menselijke wil, maar met de Goddelijke Wil. Ik was niet in staat te
bewegen of tegen te werken want Ik had ieder zelfbeschikkingsrecht verloren tijdens
de vreselijke spanning in mijn armen. Hoeveel zeiden ze tegen Mij! En terwijl Ik mijn
rechten verloor, verkregen de anderen mijn leven.
Het eerste recht was dat van de verheven Wil, die gebruikt makend van zijn
onmetelijkheid en het vermogen om alles te kunnen zien, alle zielen nam en die in
mijn armen legde – de onschuldigen zowel als de boetvaardige zondaars, de goede en
de zondaar. Ik nam hen in mijn uitgestrekte armen zodat Ik hen naar de Hemel kon
brengen en Ik wees niemand af. Dus in mijn armen maakte de Goddelijke Wil plaats
voor iedereen. En omdat de verheven Wil een voortdurende act is, die nooit wordt
onderbroken, stopt Die nooit wat Die eenmaal doet. En zelfs ofschoon mijn Mensheid
in de Hemel is en niet onderhevig is aan lijden, sta Ik op ’ t punt zielen te vinden die
niet handelen in de menselijke wil maar in de goddelijke, die niets weigeren, die ieder
recht verliezen. Terwijl Hij af ziet van Zijn eigen rechten gaat de Goddelijke Wil door
met zijn act om alle zielen – heiliger en zondaars, wie onschuldig zijn en degenen die
zondig zijn – te leggen in de armen van mijn Wil. Op deze wijze herhaalt Die en zet
Die voort wat mijn open armen deden aan het kruis. Daarom ben Ik in jou uitgestrekt
zodat de verheven Wil iedereen in mijn armen blijft brengen.”
Hierna voegde Hij er aan toe: “Heiligheid wordt niet gevormd door een enkele act,
maar door vele acten die samen één worden. Een enkele act vormt noch heiligheid
noch verdorvenheid omdat doordat de voortzetting van de acten ontbreekt, de kleuren
en de rijke tinten van heiligheid ontbreken. En zonder die kan men geen gewicht of de
juiste waarde geven noch aan heiligheid noch aan verdorvenheid. Daarom stralen
voortdurend goede acten en zetten een zegel op heiligheid. Niemand kan zeggen dat
hij rijk is omdat hij een munt bezit, maar alleen iemand die uitgebreide bezittingen
heeft villa’s, paleizen etc. Zo gaat het met heiligheid. Heiligheid heeft behoefte aan
veel goede acten, offers, heldenmoed; maar die kan ook onderhevig zijn aan leegten
en pauzes. De heiligheid in mijn Wil daarentegen, is niet onderhevig aan
onderbrekingen, maar gaat zich associëren met die voortdurende Act van de eeuwige
Wil die nooit, nooit ophoudt, maar altijd handelt, altijd werkzaam is, altijd in triomf.
Die heeft altijd lief en houdt nooit op. Daarom geeft de heiligheid in mijn Wil aan de
ziel het zegel van het werk van zijn Schepper, wat zijn voortdurende liefde is en de
voortdurende instandhouding van alle dingen door Hem geschapen. En die verandert
nooit; die is onveranderlijk. Wie onderhevig is aan verandering behoort tot de aarde
en niet tot de Hemel. Verandering op zich is van de menselijke wil, niet van de
goddelijke; het onderbreken van het goede is van het schepsel, niet van de Schepper.
Dit alles zou oneervol zijn voor de heiligheid van het leven in mijn Wil, omdat het het
symbool en het beeld bevat van het heiligheid van zijn Schepper. Wees daarom
aandachtig; laat alle rechten aan de verheven Wil en Ik zal in jou de heiligheid gaan
vormen van het leven in mijn Wil.”
Deel 17 – 29 juli 1924
Na deze morgen lang gewacht te hebben, maakte mijn altijd beminnelijke Jezus zich
zichtbaar in mijn binnenste. Hij zag er vermoeid uit alsof Hij wilde rusten en alsof
Hij een zekere steun in mij vond, strekte Hij zijn armen uit om deze steun te
omarmen en Hij rustte met zijn hoofd tegen mij aan. Hij rustte niet alleen, maar Hij
nodigde mij uit met Hem te rusten. Hoe goed was het om samen met Jezus tot rust te
komen na zo veel bitterheid!
Hierna zei Hij: “Mijn dochter, wil je weten wat deze plaats van rust is die ons zo
troost en ons rust geeft? Het zijn al jouw acten gedaan in mijn Wil die deze plaats
van rust gevormd hebben voor Mij en voor jou. Die zijn zo sterk dat die Mij rust
kunnen geven en het gewicht van Hemel en aarde kunnen dragen dat Ik zelf bevat.
Alleen mijn Wil bevat zo’n grote kracht en macht. De acten gedaan in mijn Wil
verbinden Hemel en aarde en sluiten de goddelijke kracht in om een God te kunnen
ondersteunen.” En ik zei toen ik dat hoorde: “Mijn liefde, ondanks al deze steun
waarover U spreekt, ben ik bang dat U me zult verlaten, wat zal ik doen zonder U? U
weet hoe ellendig en waardeloos ik ben; daarom vrees ik dat, als U me verlaat, uw
Wil me ook zal verlaten.” En Hij: “Mijn dochter, waarom ben je bang? Deze angst is
je menselijke wil die verdwaald raakt. Mijn Wil sluit elke angst uit, omdat die niets te
vrezen heeft. Bovendien is Die zeker van zichzelf en onveranderlijk. Je moet
inderdaad weten dat als een ziel besluit dat zij vervuld wil zijn van mijn Wil en er in
wil leven – mijn Wil is verbonden met alle geschapen dingen en er blijft niets over
waar zijn beheer ontbreekt – blijft de ziel verbonden met alle geschapen dingen. En
terwijl de ziel zijn acten doet, wordt zijn band met de Goddelijke Wil – die zijn thuis
is en zijn bezit – in alle geschapen dingen met onuitwisbare letters opgeschreven.
Kijk eens naar het hele universum – de hemelen, de sterren, de zon, alles en je zult
jouw eenheid met mijn Wil zien staan achter jouw naam, geschreven in onuitwisbare
letters. Hoe is het dan mogelijk dat deze eeuwige en goddelijke Moeder haar lieve
dochter verlaat, uit Haar geboren en met zoveel liefde opgevoed. Zet daarom iedere
angst van je af als je Me niet wilt mishagen.” En terwijl Hij dit zei, keek ik naar de
hemel, naar de zon, naar al het overige; en ik zag mijn naam met de ondertitel
“Dochter van zijn Wil.” Moge alles zijn voor de glorie van God en de verwarring van
het arme schepsel dat ik ben.
Deel 17 – 9 augustus 1924
Na lang wachten op de aanwezigheid van mijn aanbiddelijke Jezus, hoorde ik Hem
inwendig zeggen terwijl Hij zijn armen uitstrekte: “Mijn dochter, strek je armen
samen met Mij uit in mijn Wil om eerherstel te geven voor zovelen die hun werk doen
in de menselijke wil, die voor hen het net vormt van alle kwaad en hen neerstort in de
eeuwige afgrond. Strek je armen uit in mijn Wil om te beletten dat mijn
rechtvaardigheid uitstroomt om zijn rechtvaardige woede te uiten. Omdat als het
schepsel zich uitstrekt in mijn Wil om werkzaam te zijn en te lijden, mijn
rechtvaardigheid zich geraakt voelt door het schepsel met de macht van mijn Wil en
zijn rechtvaardige verschrikkingen nalaat. Een goddelijke stroom gaat er vanuit die
het schepsel laat stromen tussen God en de mensenfamilie. Dan kan mijn
rechtvaardigheid niets anders doen dan medelijden hebben met de arme mensheid.”
Terwijl Hij dit zei, liet Hij mij zien hoe schepselen een grote revolutie voorbereiden
van de partijen tegen de regering en tegen de Kerk. Wat een vreselijke verwoesting
was er te zien! Hoe veel tragedies. En dus begon mijn lieve Jezus weer te spreken:
“Mijn dochter, zag je dat? De schepselen willen niet stoppen. Het verlangen om
bloed te vergieten is niet geblust in hen. En dit zet mijn rechtvaardigheid aan tot
aardbevingen, water en vuur om steden te vernietigen en de inwoners te doen
verdwijnen van het aardoppervlak. Daarom, mijn dochter, bid, lijd, werk in mijn Wil.
Dit alleen staat mijn rechtvaardigheid in de weg zodat die niet doorbreekt met zijn
vernietigende stralen om de aarde te vernietigen.
Oh, als je eens wist hoe mooi en vreugdevol het is om een ziel te zien werken in mijn
Wil. De zee en de aarde kan je een beeld hiervan geven. Zij zijn zo hecht verbonden
met elkaar dat het water niet zonder de aarde kan en de aarde zou onvruchtbaar zijn
zonder het water. Het is alsof er een huwelijk bestaat tussen hen. Dus zou je vader
kunnen zeggen tot de zee en moeder tot de aarde. En zulk een eenheid moet er
bestaan tussen de ziel en mijn Wil.
Welnu, wat is de zee? Een oneindigheid van water. Wie leeft er in deze wateren? Wie
voedt deze wateren? Aan wie geven ze leven? Zij geven leven aan zo veel
verscheidenheid van vissen die leven, zwemmen en zich voeden in de onmetelijke zee.
Kijk dan, de zee is één; maar veel vissen leven erin. En de liefde en de toewijding van
de zee zijn zo groot tegenover hen, dat die verborgen blijft in zichzelf. Zijn wateren
stromen boven hen, onder hen, rechts en links. Als een vis wil zwemmen en
voortbeweegt, geniet die van het schieten door de wateren. En de wateren laten die
passeren, maar blijven altijd dicht rondom hem, onder, boven, rechts en links. En het
water verlaat hem nooit. Als de vis zwemt sluit het snel achter hem, en laat geen
spoor achter vanwaar het komt of waar het gaat zodat niemand het kan volgen. Als
de vis zich wil voeden, is het water gereed om hem te voeden. Als die wil rusten,
maakt die een bed voor hem; maar het verlaat hem nooit. Altijd sluit het zich om hem
heen. Maar met dat al ziet men, dat er wezens in de zee zijn die verschillend zijn van
het water zelf. Er zijn bewegingen, opwellingen gevormd door deze stille bewoners
voor wie de zee leven betekent. En dit zijn de glorie, de eer en de rijkdom van de zee.
Meer dan vis is de ziel die werkt en leeft in mijn Wil. Mijn Wil is onmetelijk, het
schepsel is eindig; maar ondanks zijn kleinheid, heeft het beweging, stem, zijn kleine
weg. En mijn Wil die het schepsel binnenin Zichzelf ziet, strekt zich met zoveel liefde
en zorg rondom haar uit. Maar meer dan de zee breidt mijn Wil zich uit boven haar,
onder haar, rechts en links. Die maakt zich leven, voedsel, woord, werk, stap, lijden,
bed, rust en woning van dit gelukkig schepsel. Die volgt het overal en wenst samen
met hem te spelen. Ik zou kunnen zeggen dat deze zielen mijn glorie zijn, mijn eer en
rijkdom die mijn Wil voort brengt. Dit werken van zielen in mijn Wil is als het
zwemmen en voortbewegen van de vis in de aardse zee. Maar deze zielen doen het in
de hemelse zee van de verheven Wil. Deze zielen zijn de verborgen bewoners van de
hemelse golven die leven voor de eer en de verrijking van de oneindige zee van mijn
Wil. En zoals vissen onzichtbaar verborgen zijn in de zee om de mens te voeden, zo
ook blijven deze zielen verborgen in de goddelijke zee, stil, doch mijn grotere glorie
vormend in de schepping. En zij zijn de primaire oorzaak om op de aarde het
voortreffelijke voedsel te laten neerdalen, het dagelijks brood van mijn Wil en mijn
genade,
De aarde is nog een beeld van de werkzaamheid van de ziel in mijn Wil. De zielen die
leven in mijn Wil zijn de planten de bloemen, de bomen en de zaden. Met hoeveel
liefde opent de aarde zich om het zaad te ontvangen. Niet alleen opent die zich, maar
die sluit zich ook weer om het zaad te helpen samen met haar stof te worden. Dus kan
de plant die het zaad bevat, makkelijker vanuit de boezem van de aarde ontspruiten.
En terwijl de plant begint te ontspruiten uit haar boezem en zijn omgeving omarmt,
schenkt de aarde zijn voeding, bijna als voedsel om die te helpen groeien. Een
moeder kan niet zo hartelijk zijn als de aarde. Een moeder heeft niet altijd haar
boreling aan haar boezem en voedt die niet altijd met haar melk. Maar de aarde zal,
meer dan een moeder, nooit de plant afstoten van haar boezem. Hoe meer die groeit,
des te meer scheurt de aarde om ruimte te geven aan de wortels opdat de plant
sterker groeit en mooier wordt. De liefde en toewijding van de aarde zijn zo groot,
tegenover hen dat die de plant vast klemt aan zijn wezen om die leven en voortdurend
voedsel te geven. En de planten, de bloemen enz. zijn de mooiste versieringen van de
aarde. Zij zijn haar geluk, haar glorie en rijkdom en verschaft voedsel voor de
menselijke generaties. Mijn Wil is meer dan moeder aarde. De ziel die leeft en werkt
in mijn Wil verberg Ik, meer dan een tedere moeder, in mijn Wil. Ik help haar zo, dat
het zaad van zijn eigen wil sterft zodat het kan herboren worden met mijn Wil en de
plant van mijn voorkeur wordt. Ik voed die met de hemelse melk van mijn Godheid.
En zo groot is mijn aandacht dat Ik die vastmaak aan mijn boezem en mijn Wil pakt
haar in, zodat ze mooi en sterk opgroeit en volkomen naar mijn gelijkenis.
Wees daarom aandachtig mijn dochter. Werk altijd in mijn Wil, als je je geliefde
Jezus tevreden wilt stellen. Ik verlang dat je al het andere opzij zet en alleen kijkt wat
het betekent altijd te leven en werkzaam te zijn in mijn Wil”.
Deel 17 – 14 augustus 1924
Ik dacht bij mezelf: “Ik wil altijd graag rondgaan in de Goddelijke Wil. Ik zou graag
zijn als een radertje van de klok die altijd ronddraait zonder ooit te stoppen.” Maar
terwijl ik dit dacht, bewoog mijn lieve Jezus in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter,
wil je voortdurend rondgaan in mijn Wil? Oh, met wat een verlangen en liefde wens
Ik dat je altijd rondgaat in mijn Wil. Je ziel zal het radertje zijn; mijn Wil zal je de
veer geven om je snel rond te laten gaan zonder ooit te stoppen. Je intentie zal het
vertrekpunt zijn van waaruit je wil vertrekken, welke weg je wilt nemen, of het in het
verleden is of op dit moment, of je je wil verheugen op toekomstige wegen. Het zal
gaan zoals jij verkiest. Je zult Me altijd dierbaar zijn en je zult Me de grootste
vreugde schenken, ongeacht welk vertrekpunt je ook kiest”. Nadien vervolgde Hij:
“Liefste dochter van mijn Wil, de werkzaamheid van mijn Wil bevat het scheppend
vermogen. Kijk naar alles wat mijn Mensheid deed toen Die op aarde was; alles werd
gedaan in mijn verheven Wil. Mijn Wil bevat dit hele scheppend vermogen, zodat, als
de zon altijd in actie is, altijd vol leven en warmte, zoals die werd geschapen door
God, nooit verminderend in zijn volle pracht, zo ook is alles wat Ik deed in actie. En
zoals de zon er is voor alles en iedereen, zo ook mijn werk; terwijl het één is, is het er
voor alles en iedereen. Bovendien vormen mijn gedachten een kroon voor ieder
geschapen intellect. Mijn blikken, mijn woorden, mijn werken, mijn stappen, mijn
hartslag, mijn pijnen zijn als een kroon voor de blikken, woorden, werken, pijnen etc.
van het schepsel. Je zou kunnen zeggen dat zij als een kroon alles beschermen wat
het schepsel doet.
Welnu, als het schepsel denkt in mijn Wil, opent en sluit de kroon van mijn gedachten
de gedachten van de schepselen in mijn eigen gedachten in. En zo neemt het schepsel
dat deelt in de scheppende macht, de taak van mijn intelligentie voor God en mens
over. Dus als je kijkt, spreekt, denkt, bidt of als je werkt in mijn wil, vormen alle
blikken, woorden, gedachten, gebeden en werken de plaats waar al je acten worden
ontvangen om één enkele kroon te vormen. Je acten nemen de taak op zich van mijn
blikken, woorden en zo voor al het overige. De zielen die leven in mijn Wil zijn
degenen die Mij werkelijk kopiëren. Mijn onafscheidelijke beelden worden in hen
gekopieerd en weer in Mij opgenomen, zodat alles wat zij doen achterblijft in het
zegel dat zij mijn werken zijn en daarom mijn zelfde taak voortzetten.”
Deel 17 – 2 september 1924
Ik voelde me erg bedrukt, maar volledig overgegeven in de armen van Jezus. Ik vroeg
Hem medelijden met mij te hebben. Maar terwijl ik dit deed, voelde ik hoe ik de
werking van mijn zintuigen verloor; en ik zag dat een kindje uit mijn binnenste kwam
– zwak, bleek en volledig opgeslorpt in een diepe droefheid. En de gezegende Jezus
ging naar haar toe, nam haar in zijn armen en vol medelijden drukte Hij haar aan zijn
hart. Met zijn handen maakte Hij een kruisje op haar voorhoofd, ogen, lippen en borst
en alle ledematen van het kleine kind. En terwijl Hij dit deed, kwam dit kindje weer
op krachten en kreeg kleur en herstelde van haar toestand van droefheid. En Jezus die
zag dat het kindje weer aan kracht won, drukte haar vaster tegen zich aan om haar
nog meer te laten herstellen. En Hij zei: “Arme kleine, tot welk een toestand ben je
teruggebracht? Maar wees niet bang, je Jezus zal zorgen dat je uit deze toestand
geraakt.” En terwijl dit gebeurde dacht ik bij mezelf: Wie is dit kleine kind dat uit
mij kwam en dat Jezus zo beminde? En mijn lieve Jezus zei: “Mijn dochter, dit
kindje is je ziel. Jij bent het, jijzelf. En Ik hou zo veel van je dat Ik niet kan verdragen
om je droevig en zwak te zien. Daarom ben Ik gekomen om in jou nieuw leven in te
storten en nieuwe kracht.”
En toen ik dit hoorde zei ik Hem wenend: “Mijn liefde en mijn leven, Jezus, ik ben zo
bang dat U me verlaat! Hoe zal ik verder kunnen zonder U? Hoe zal ik kunnen leven?
Tot wat voor beklagenswaardige toestand zal mijn arm zieltje worden teruggebracht?
Wat een beangstigende verdriet is de gedachte dat U me zou kunnen verlaten! Zulk
smart verwondt me; het neemt mijn vrede weg en brengt de hel in mijn hart! Jezus,
heb medelijden, leef met me mee, wees mij barmhartig, een klein kind! Ik heb
niemand; als U me verlaat, is alles afgelopen voor mij!”
En Jezus sprak opnieuw: “Mijn dochter, wees kalm; vrees niet; jouw Jezus verlaat je
niet. Ik aas op jouw vertrouwen; en Ik wil niet dat je Me hoe weinig ook wantrouwt.
Weet je, Ik heb zo graag dat zielen Mij volledig vertrouwen. Dikwijls verberg Ik
sommige van hun fouten en onvolmaaktheden of gebrek aan reacties op zijn genade,
zodat zij geen kans krijgen om niet bij Mij te zijn met volledig vertrouwen. Omdat als
vertrouwen weg is, blijft de ziel a.h.w. gescheiden van Mij, volledig teruggetrokken in
zichzelf. Ze neemt afstand van Mij en raakt verlamd in de liefde; zij raakt ook
verlamd in ’t zichzelf voor Mij te offeren. Oh, hoeveel schade brengt wantrouwen toe!
Je zou kunnen zeggen dat het lijkt op vorst in ‘t voorjaar dat het leven van de plant
lam legt. En dikwijls als de vorst ernstig is, is die dodelijk voor hen. Zo werkt ook
wantrouwen; meer dan een nachtvorst stopt het de groei van de vermogens en
bevriest de vurige liefde. Oh, hoe dikwijls raken mijn plannen en de heiligste
stervelingen verlamd door gebrek aan vertrouwen! Daarom verdraag Ik welke
gebreken ook, behalve wantrouwen, wat zoveel schade kan veroorzaken. Hoe kan Ik
jou bovendien verlaten als Ik zo hard gewerkt heb in je ziel? Kijk alleen maar, hoe
veel Ik heb gewerkt.”
En terwijl Hij dit zei, liet Hij mij een weelderig en immens paleis zien door Jezus
handen gebouwd in de diepten van mijn ziel. En nadien vervolgde Hij: “Mijn
dochter, hoe kan Ik je verlaten? Kijk hoeveel ruimtes; ze zijn bijna niet te tellen.
Hoeveel kennis, uitwerkingen, waarden en verdiensten in mijn Wil heb Ik je bekend
gemaakt! Hoeveel ruimtes heb Ik in jou gevormd om al dit goeds in onder te brengen.
Er blijft Mij niets anders over dan een paar verschillende kleuren toe te voegen om
andere mooie takken van mijn verheven Wil te schilderen, om meer verhevenheid en
eer aan mijn werk te geven. En denk je dat Ik zo veel van mijn werk zou kunnen
loslaten? Nee, dat kost Me te veel; mijn Wil is gebonden. En waar mijn Wil is, daar is
Leven. Leven niet onderhevig aan dood. Je angst is niets meer dan een beetje
wantrouwen van jouw kant; vertrouw Me daarom en we zullen akkoord zijn, en Ik zal
het werk van mijn Wil af kunnen maken.”
Deel 17 – 6 september 1924
In mijn gebruikelijke toestand, bevond ik me buiten mezelf; en tot mijn verbazing
trof ik midden op de weg een vrouw aan die op de grond lag. Zij zat vol wonden en al
haar ledematen waren ontwricht. Er zat geen bot op zijn plaats. Hoewel zij zo
gehavend was dat ze het ware portret van smart leek, was ze mooi, nobel en
majesteitelijk. Maar tegelijkertijd was het zo meelijwekkend haar door iedereen
verlaten te zien, overgeleverd aan ieder die haar kwaad zou willen doen. En bewogen
door medelijden, keek ik om me heen om te zien of iemand me zou willen helpen om
haar op te tillen om haar naar een veilige plaats te dragen. Oh, hoe wonderbaar, want
naast mij was er een jonge man. Het kwam me voor dat het Jezus was. Dus samen
tilden we haar van de grond. Maar bij iedere beweging leed ze ondragelijke pijn door
de ontwrichting van de botten.
Zo vervoerden we haar erg voorzichtig naar een paleis en legde haar op een bed. En
samen met Jezus die deze vrouw zo leek lief te hebben dat Hij haar zijn eigen leven
wilde geven om haar te redden en haar gezondheid te herstellen, namen we haar
ontwrichte ledematen in onze handen en brachten die weer op hun plaats. En toen
werd deze vrouw omgevormd tot een mooi en lieflijk kind. Ik stond er stomverbaasd
bij en Jezus zei:
“Mijn dochter, deze vrouw is het beeld van mijn Kerk. Zij is altijd edel, vol majesteit
en heiligheid omdat haar oorsprong ligt in de Zoon van de hemelse Vader. Maar in
wat een pijnlijke toestand hebben zij haar lichaamsdelen teruggebracht. Niet in staat
heilig te leven als zij, hebben ze haar midden op de weg gelegd en haar blootgesteld
aan kou, spot en slagen. En haar eigen zonen – dat zijn de ontwrichte ledematen –
leven op de straat en houden zich bezig met alle soorten ondeugden. De liefde voor
eigenbelang overheerst in hen, verblindt hen; en zij uiten de meest afschuwelijke
beledigingen. En zij leven naast haar om haar te verwonden en zeggen voortdurend:
Word gekruisigd, word gekruisigd.
In wat een smartelijke toestand bevindt zich mijn Kerk. De dienaren die haar zouden
moeten verdedigen zijn haar wreedste beulen. Om te worden herboren is het daarom
nodig dat die leden worden vernietigd om nieuwe ledematen in te lijven die
onschuldig zijn en altruïstisch, die willen leven zoals zij leeft en het kind herstellen in
haar vroegere schoonheid en genade. Zo heb Ik haar gesticht, zonder
kwaadwilligheid, meer dan een eenvoudig kind, zodat zij sterk en heilig op kon
groeien. Daarom is het nodig dat mijn vijanden beginnen te strijden zodat zij de
besmette leden zullen gaan zuiveren. Bid en lijd zodat alles leidt tot mijn glorie.”
Nadat Jezus dit gezegd had, was ik weer terug in mezelf.
Deel 17 – 11 september 1924
Ik was erg verontrust en ik bad Jezus dat Hij medelijden met mij zou hebben en zeer
goed zou zorgen voor mijn arme ziel. Ik zei: “Oh, als U wilt, houd me op een afstand
van iedereen, als U maar alleen overblijft voor mij; U alleen bent voldoende voor
Mij. Na zoveel tijd zou U mij al tevreden hebben moeten stellen. Ik heb bovendien
niets anders gevraagd dan U alleen.”
Toen dit gebeurde was ik in die onbeweeglijke nachtelijke toestand waarvan de
biechtvader mij moest bevrijden door mij op te roepen tot gehoorzaamheid alvorens
’s morgens de H. Mis op te dragen.
Welnu, terwijl ik dit zei en andere dingen, nam mijn Jezus mij in zijn armen alsof Hij
mij zelf wilde bevrijden en de rol van de biechtvader op zich nam. Oh, hoe gelukkig
voelde ik me, toen ik zag wat Jezus deed! Ik dacht bij mezelf: “Eindelijk is mijn
moeilijke offer voorbij.” Maar hoe voorbijgaand en vergeefs was mijn geluk wat
betreft Jezus die mij in zijn armen nam; toen Hij dit deed, verdween Hij en liet me
achter in mijn gebruikelijke toestand zonder de kracht om te reageren. Oh, hoe
weende ik! En ik bad dat Hij medelijden met me zou hebben.
Dan, na een paar uur, kwam mijn beminnelijke Jezus weer terug en toen Hij me zag
wenen en geheel verbitterd, zei Hij: “Mijn dochter, ween niet. Wil je je Jezus niet
vertrouwen. Laat Me mijn werk doen, laat Me mijn werk doen. Neem dingen niet licht
op. Inderdaad, hoeveel droevige dingen staan er te gebeuren. Mijn rechtvaardigheid
kan de kastijdingen voor het schepsel niet langer tegenhouden. De mensen gaan
elkaar aanvallen. En als je hoort van het kwaad van je broeders, zul je spijt hebben
van je verzet tegen je gebruikelijke offer. Het zal zijn alsof je mijn rechtvaardigheid
met je eigen hand had aangezet om het schepsel te kastijden.”
Toen ik dit hoorde zei ik: “Mijn Jezus, laat dit nooit gebeuren; ik wil niet wegtrekken
van uw Wil. In plaats daarvan smeek ik U mij te bevrijden van het grootste ongeluk:
dat ik uw Wil niet doe. Ik vraag U niet om vrij te zijn van lijden. Integendeel als U
het verlangt, vermeerder het. Alleen smeek ik U, als een genade die ik U vraag –
maar alleen als U het wilt – dat U me bevrijdt van de last die ik mijn biechtvader
bezorg. Dit offer is te zwaar voor mij. Ik voel dat ik de kracht niet heb om het te
dragen. Daarom, als het U behaagt, bevrijd mij, of anders, geef me meer kracht; maar
sta niet toe dat ik tekort schiet om uw allerheiligste Wil in mij te vervullen.”
En Jezus ging door met spreken en zei: “Mijn dochter, herinner je je nog dat Ik jaren
geleden jou vroeg om een “Ja” in mijn Wil. En je sprak het uit met je hele hart. Dat
“Ja” bestaat nog steeds en heeft de eerste plaats in mijn oneindige Wil. Alles wat je
doet, denkt en zegt is verbonden met dat “Ja” waaruit niets ontsnapt. En je “Ja”
verandert al je acten in goddelijke acten. Dit is het grootste wonder dat bestaat
tussen Hemel en aarde. Het is wat Ik het meeste zoek. Laat nooit gebeuren dat je het
van Mij afpakt. Omdat als je het van me wegtrekt, Ik Me afgescheurd zou voelen; en
Ik zou bitter schreien. Kijk, toen je deze kleine weerstand uitsprak, beefde je “Ja”
van angst; en vanwege deze beving werden de fundamenten van de Hemel geschokt.
Alle heiligen en engelen en de hele eeuwigheid hebben met afgrijzen en smart
toegekeken, omdat er een act van mijn Wil werd weggenomen, Dat komt omdat mijn
Wil iedereen en alles insluit en door jouw acten in mijn Wil voelden zij zich verenigd
met deze acten. Daarom voelden alle de betreurenswaardige afscheuring; Ik kan je
zeggen dat allen geraakt werden door een diep verdriet.” Met afschuw vervuld door
wat Jezus zei, antwoordde ik: “Mijn liefde, wat zegt U? Is al dit ongeluk mogelijk?
Uw woorden doen me sterven van pijn. Ach, vergeef me! Heb erbarmen met mij
want ik ben zo slecht en bevestig mijn “Ja” door mij hechter te verbinden met uw
Wil. Bovendien, neem liever mijn leven dan dat ik uw Wil verlaat.”
En Jezus weer: “Mijn dochter, wees kalm. Omdat je je direct weer in mijn Wil
begeven hebt, werd alles rustig en het feest begon. Jouw “Ja” zette de snelle ronden
voort in de onmetelijkheid van mijn Wil. Ach mijn dochter, noch jij, noch degenen die
je leiding geven, hebben begrepen wat het betekent in mijn Wil te leven. Daarom
waardeer je het niet; en het wordt gehouden voor iets van weinig belang. Dit is één
van mijn smarten. Omdat het Mij het meest interesseert, moet het meer dan wat ook,
iedereen interesseren. Maar helaas, zij zijn geïnteresseerd en letten op de dingen die
Mij minder behagen of Mij zelfs onverschillig zijn, eerder dan wat Mij het meest
verheerlijkt. En hun, zelfs hier op aarde, immense en eeuwige goederen geeft en hen
tot eigenaar maakt van het goede dat mijn Wil bezit.
Kijk, mijn Wil is één en Die omarmt de hele eeuwigheid. En de ziel die leeft in mijn
Wil en die zich Die eigen maakt, gaat delen in al de vreugden, ja in al het goede dat
mijn Wil inhoudt. En zij wordt de eigenaar van alles, heeft de beschikking over alles
in haar wil vanwege mijn Wil die zij op aarde heeft gedaan. En als zij deze vreugden
en het goede op aarde niet ervaart, terwijl ze over alles beschikt in haar wil, zal zij
alles vinden in de Hemel als ze sterft. Daar zal ze de vreugden en het goede vinden
dat mijn Wil in de Hemel schiep terwijl ze op aarde leefde. Niets zal daar van worden
weggenomen, Sterker, het zal vermenigvuldigd worden omdat als de heiligen
genieten van mijn Wil in de Hemel is het omdat zij er in leven. Daarentegen leeft de
ziel die leeft in mijn Wil, met het lijden. En zou het niet billijk zijn dat zij de vreugde
en al het goede dat voor haar gereserveerd wordt in de Hemel overvloediger heeft
voor het werk wat zij zelf deed en voor het leven in mijn Goddelijke Wil. Wat een
immense rijkdommen worden meegenomen naar de Hemel door de ziel die op aarde
in mijn Wil leeft. Ik kan zeggen dat de hele eeuwigheid zich haast om om haar heen te
cirkelen en haar zo te verrijken en gelukkig te maken. En zij zal niet worden beroofd
van alles wat mijn Wil bevat. Zij is zijn dochter, zijn Wil en Hij heeft haar zo lief dat
al zijn vreugden ook van haar zijn. Wees daarom aandachtig mijn dochter en verzet
je niet tegen de plannen die Ik voor je gemaakt heb.”
Deel 17 – 17 september 1924
Ik mediteerde over de heilige Goddelijke Wil; en ik deed zoveel als ik kon om mij
ermee te verenigen, om iedereen te omhelzen en de acten van iedereen die toebehoren
aan onze Schepper, naar mijn God te brengen als een enkele act.
Welnu, terwijl ik dit deed, zag ik de Hemel open; en er kwam een Zon uit, die me
verwondde met zijn stralen, die zelfs binnen gingen in de diepten van mijn ziel. En
doorboord door deze stralen, werd mijn ziel veranderd in een zon die zijn stralen
verder uitbreidde en de eerste Zon verwondde. En omdat ik doorging om mijn acten
voor iedereen in de Goddelijke Wil te doen, bleven deze verenigd met die stralen en
werden omgezet in goddelijke acten. Deze goddelijke acten verspreidden zich naar
iedereen en over iedereen, om een net van licht te vormen, om orde te scheppen
tussen de Schepper en het schepsel. Ik was zo vreugdevol om dit te zien. Toen zei
mijn geliefde Jezus die uit het middelpunt van die zon kwam: “Mijn dochter, zie je
hoe mooi de Zon van mijn Wil is. Wat een kracht! Wat een pracht! In zoverre de ziel
zich ermee wil verenigen om iedereen te omhelzen, verwondt mijn Wil die Zich zelf
transformeert in Zon, de ziel en vormt nog een zon in haar. Zo gauw deze acten
worden gevormd, worden zij in stralen veranderd die de Zon van de Goddelijke Wil
verwonden. En als zij iedereen omsluit in dit licht verheerlijkt en geeft iedereen hun
Schepper voldoening. En nog sterker, zij doet dit niet met menselijke glorie,
voldoening of liefde, maar met liefde en glorie van de Goddelijke Wil, omdat de Zon
van mijn Wil in haar werkzaam is geweest. Zie je wat het betekent acten in mijn Wil
te doen? Dit is leven in mijn Wil: Dat de Zon van mijn Wil die de menselijke wil
transformeert in zon, werkzaam is in haar als in haar eigen centrum.”
Hierna ging mijn lieve Jezus alle boeken halen die ik schreef over zijn Goddelijke
Wil. Hij pakte die bijeen en drukte die aan zijn Hart en met onuitsprekelijke tederheid
vervolgde Hij: “Ik zegen deze geschriften uit heel mijn hart; Ik zegen ieder woord, Ik
zegen de uitwerking en de waarde die zij hebben, deze geschriften zijn deel van
Mijzelf.” Toen riep Hij de engelen die bogen diep ter aarde en begonnen te bidden.
En omdat er twee priesters aanwezig waren die de geschriften moesten zien, gebood
Jezus de engelen om hun voorhoofd aan te raken om de H. Geest in te brengen en het
Licht, zodat zij de waarheid konden verstaan en het heil dat in deze geschriften vervat
ligt. De engelen voerden dat uit. En Jezus zegende allen en verdween.
Deel 17 – 18 september 1924
Ik mediteerde over wat wordt geschreven over leven in de Goddelijke Wil. Ik bad
Jezus dat Hij me meer licht zou geven om dit gezegende leven in de Goddelijke Wil
uit te leggen en te verhelderen aan degene aan wie ik het verplicht was. En mijn lieve
Jezus zei: “Mijn dochter, na zoveel uitleg zouden zij het al moeten verstaan. Het
ware leven in mijn Wil is erin en ermee te regeren, terwijl mijn Wil doen betekent
mijn geboden onderhouden. De eerste toestand is bezitten; de tweede is wachten op
Zijn beschikkingen, Zijn bevelen uitvoeren. Leven in mijn Wil is zich mijn Wil eigen
maken; het is Die benutten. Mijn Wil doen is Die beschouwen als de Wil van God,
niet als zijn eigen wil, die niet gebruiken zoals men wenst. Leven in mijn Wil is leven
met één enkele Wil, met God’s Wil. En omdat er maar één Wil bestaat die totaal
heilig is geheel zuiver en totale vrede, en omdat er slechts één Wil is die regeert, is er
geen weerstand; alles is vrede. Menselijke hartstochten beven voor deze verheven
Wil. Zij zouden ervoor willen vluchten maar durven niet te bewegen of zich te
verzetten omdat zij zien dat Hemel en aarde beven voor zijn heilige Wil. Dus de
eerste stap om in de Goddelijke Wil te leven, wat een schepsel de goddelijke orde
probeert te geven, gaat in de diepte van de ziel, waar genade aanzet om zich te
ontledigen van alles wat menselijk is: aanleg, begeerten, neigingen en ook ander
dingen.
Daarentegen is mijn Wil doen, leven met twee willen zodat schepselen als Ik bevel
geef, mijn Wil uit te voeren, het gewicht voelen van hun eigen wil die weerstand
oproept en zelfs hoewel zij getrouw de bevelen van mijn Wil uitvoeren, voelen zij de
zwaarte van hun rebelse natuur, hun begeerten en geneigdheden. En hoeveel heiligen
voelen, hoewel zij de hoogste volmaaktheid hebben bereikt, deze wil van hen die
strijd voert met hen die hen onder druk houdt. Zij moeten uitroepen: Wie bevrijdt mij
van dit lichaam ten dode, van de wil die het goede wil vernietigen wat ik wil doen?
Leven in mijn Wil is leven als een zoon. Je zou kunnen zeggen als vergelijking dat
alleen mijn Wil doen is leven als een dienaar. In het eerste geval doet de zoon wat de
Vader bezit. Bovendien is het bekend dat de dienaren verplicht zijn meer offers te
brengen dan de zonen. Het is aan hen de meest vermoeiende en laagste diensten te
verlenen – in koude, hitte, te voet reizend en dergelijke taken. Hoeveel hebben mijn
heiligen in feite niet gedaan – ofschoon mijn dierbaarste vrienden om de bevelen van
mijn Wil uit te voeren? Daarentegen is de zoon bij zijn vader, die voor hem zorgt,
hem opvrolijkt met zijn kussen en zijn liefkozingen. De zoon commandeert en beveelt
de dienaar alsof hij de vader is. Als hij vertrekt gaat hij niet te voet, maar reist per
rijtuig. En als de zoon alles bezit wat de vader toebehoort, geeft hij de dienaren niet
meer loon of beloning dan zij hebben verdiend door het werk dat zij hebben verricht.
Zij zijn vrij om hun meester al of niet dienen. En als ze niet bedienen, hebben ze niet
langer het recht enige beloning of tegemoetkoming te ontvangen. Daarentegen kan
niemand deze intieme relatie tussen vader en zoon verbreken waardoor de zoon de
goederen van de vader bezit. Geen wet, noch hemels, noch aards, kan deze rechten te
niet doen, omdat de relatie tussen vader en zoon nooit verbroken kan worden.
Mijn dochter, leven in mijn Wil is een leven dat het dichtste de heiligen in de Hemel
benadert. Het staat net zo ver af van degene die eenvoudigweg zich voegen naar mijn
Wil en die trouw vervullen, als de Hemel en de aarde, of een zoon en een dienaar of
een koning en zijn onderdaan. En bovendien is dit een gave die Ik in deze zo droevige
tijden wil geven; Dat zij niet alleen mijn Wil doen, maar dat zij Die bezitten. Kan Ik
niet, als eigenaar, geven wat Ik wil, wanneer Ik wil en aan wie Ik wil? Kan een
eigenaar niet tot zijn dienaar zeggen: ´Leef in mijn huis, eet, drink, bepaal namens
Mij?´ En om zeker te zijn dat niemand het bezit van zijn goederen verhindert, neemt
hij deze dienaar aan als zijn zoon en schenkt hem het recht op bezit. Als een rijke dit
kan doen, hoeveel meer kan Ik dat!
Dit leven in mijn Wil is de grootste gave die Ik aan schepselen wil geven. Mijn
vriendelijkheid en edelmoedigheid wil altijd schepselen met meer liefde overstromen.
En als Ik hun alles heb gegeven, en Ik niets anders meer te geven heb, zodat Ik meer
bemind word, wil Ik hun de gave van mijn Wil schenken zodat zij, als zij Die bezitten,
het grote goed zullen waarderen wat zij bezitten. Wees niet verbaasd als je ziet, dat
zij niet begrijpen. Om te begrijpen zouden zij bereid moeten zijn tot de grootste offers
n.l. zelfs in heilige dingen niet toe te geven aan hun eigen wil. Alleen dan zullen zij
het bezit van mijn Wil gewaar worden en zullen zij ervaren wat het betekent om in
mijn Wil te leven. Wees dus aandachtig en raak niet geïrriteerd door de
moeilijkheden die zij veroorzaken. Ik zal stapje voor stapje mijn gang gaan, zodat
leven in mijn Wil wordt begrepen.”
Deel 17 – 22 september 1924
Ik ga verder: terwijl ik opschreef wat hiervoor gezegd werd, zag ik mijn lieve Jezus
die met zijn mond tegen mijn hart lag en met zijn adem prentte Hij bij mij de
woorden in die ik opschreef. Tegelijkertijd hoorde ik in de verte een vreselijk lawaai
alsof mensen elkaar sloegen en het tumult was zo groot dat ik bang was. En ik keerde
me tot Jezus en zei: “Mijn Jezus, mijn Liefde, wie veroorzaakt zo’n lawaai? Het
lijken wel woedend geworden demonen. Wat willen zij, dat de oorzaak is dat zij zo
met elkaar vechten? En Jezus: “Mijn dochter, dat is precies wat zij zijn. Zij willen dat
jij niet schrijft over mijn Wil. En als ze je meer belangrijke waarheden over het leven
in mijn Wil zien opschrijven, ondergaan zij een tweedubbele hel; en alle verdoemden
worden meer gekweld. Zij zijn doodsbang dat deze geschriften over mijn Wil
uitgegeven zullen worden omdat ze zien aankomen dat zij hun koninkrijk op aarde
zullen verliezen, dat zij verkregen toen de mens die zich terugtrok uit de Goddelijke
Wil, vrij spel gaf aan de menselijke wil. Ach ja, toen was het, dat de vijand zijn
koninkrijk op aarde verkreeg. Maar vóór mijn Wil zal regeren, zal de vijand
opgesloten worden in de diepste afgrond. Daarom strijden zij zo woedend. Zij
worden de macht van mijn Wil in deze geschriften gewaar. En zelfs de mogelijkheid
dat die zouden worden gepubliceerd, maakt hen razend. Zij proberen uit alle macht
zulk een groot goed te stoppen. Maar besteed geen aandacht aan hen en leer
hierdoor mijn onderrichtingen te waarderen.”
En ik: “Mijn Jezus, vanwege de vele moeilijkheden die anderen veroorzaken, voel ik
behoefte aan uw almachtige hand die mij laat opschrijven wat U zegt over leven in
uw Wil. Dit is vooral waar, wanneer er wordt gezegd: “Is het mogelijk dat geen ander
schepsel geleefd heeft in uw allerheiligste Wil.” Ik voel me zo vernietigd dat ik zou
willen verdwijnen van het aardoppervlak, zodat niemand mij nog langer kan zien.
Maar ondanks mijzelf ben ik genoodzaakt hier te blijven om uw allerheiligste Wil te
vervullen.”
En Jezus: “Mijn dochter, leven in mijn Wil brengt met zich mee het verlies van alle
rechten van de eigen wil. Alle rechten blijven deel van de Goddelijke Wil. En als de
ziel zijn eigen rechten niet verliest, kan men niet zeggen dat zij werkelijk in mijn Wil
leeft. Hoogstens kun je zeggen dat zij in overgave leeft, zich conformeert, omdat leven
in mijn Wil niet alleen de eenheid van handelen volgens mijn Wil is, maar dat het
schepsel innerlijk geen gevoel, gedachte of verlangen toelaat – zelfs geen ademhaling
– waarin mijn Wil geen onderkomen heeft. Mijn Wil zou zelfs geen menselijke
genegenheid tolereren die niet vanuit mijn Wil leeft; het zou onverenigbaar zijn een
ziel te laten leven in mijn Wil met genegenheden, gedachten of anderszins die een
menselijke wil kan hebben zonder de Goddelijke Wil. En geloof je dat het gemakkelijk
is voor een ziel om vrijwillig zijn rechten op te geven? Oh hoe moeilijk is dat!
Bovendien zijn er zielen die, als zij op een punt komen dat zij al hun rechten over hun
wil verliezen, terugkrabbelen en zich tevreden stellen met een leven van
compromissen omdat het verlies van hun eigen rechten het grootste offer is dat het
schepsel kan brengen. Maar het is dit offer dat Mij er toe brengt voor hen de deuren
van mijn Wil te openen en hen toe te staan daarin de beloning te beleven van mijn
goddelijke rechten. Wees daarom aandachtig en overschrijd nooit de grenzen van
mijn Wil.”
Deel 17 – 2 oktober 1924
Ik was zo verbitterd vanwege het gemis van mijn lieve Jezus. Oh hoe moeilijk en
bitter is mijn ballingschap zonder Hem die heel mijn leven uitmaakt! En ik smeekte
Hem dat Hij medelijden met me zou hebben en me niet over zou laten aan mijn lot.
Welnu, terwijl ik dit zei, toonde mijn geliefde Jezus zich. Met zijn handen drukte Hij
me stevig aan zijn hart. En dan bond Hij me vast met een koordje van licht, maar zo
stevig als om me te beroven van de minste beweging. Daarna strekte Hij zich uit in
mij en we leden samen.
Opdat ogenblik voelde ik me buiten mezelf gebracht richting Hemel. En het kwam
me voor dat ik de hemelse Vader en de H. Geest ontmoette. En Jezus, die bij mij was,
zette zich temidden van Hen; en Hij zette me op de schoot van de Vader die met
zoveel liefde op me leek te wachten, dat Hij mij aan zijn hart drukte en Hij maakte
me één met zijn Wil en liet me delen in zijn kracht. Zo deden de andere twee
goddelijke Personen met wijsheid en met liefde. Maar terwijl Zij mij daarin
persoonlijk lieten delen, verenigden Zij zich daarna volledig en ervaarde ik hoe Zij
zich tegelijkertijd in mij instortten: de Wil van de kracht van de Vader, de Wil van de
wijsheid van de Zoon en de Wil van de liefde van de H. Geest.
Maar wie kan zeggen wat ik beleefde bij deze instortingen in mijn ziel? En mijn
beminnelijke Jezus zei: “Dochter van onze eeuwige Wil, kniel voor onze verheven
majesteit en bied je aanbidding, je eerbetoon, je lofprijzing aan namens iedereen met
de kracht van onze Wil, die Ons aanbidt, met de wijsheid van onze Wil die Ons
verheerlijkt en met de liefde van onze Wil die Ons liefheeft en prijst. En omdat de
kracht, de wijsheid en de liefde van de drie goddelijke Personen in verbinding staan
met het intellect, het geheugen en de wil van alle schepselen, ervaren Wij hoe jouw
aanbidding, eerbetoon en lofprijzing stroomt in al de intelligenties van de schepselen
die, zich verheffend tussen Hemel en aarde, Ons de echo van onze eigen kracht,
wijsheid en liefde laten ervaren, die Ons aanbidt, prijst en liefheeft. Je kunt Ons geen
grotere aanbidding, edeler eerbetoon en goddelijke liefde en lofprijzing schenken.
Geen andere acten kunnen deze acten evenaren en zij kunnen Ons niet zoveel glorie
schenken, zoveel liefde, omdat Wij de kracht, de wijsheid en de wederzijdse liefde
zien van de drie Personen. Wij vinden onze acten in de act van het schepsel. Hoe
kunnen Wij die niet waarderen en die niet suprematie geven over alle andere acten?”
En dus knielde ik voor de verheven Majesteit, aanbad Hem, prees Hem en beminde
Hem namens iedereen. En dit werd gedaan met de kracht, de wijsheid en de liefde
van hun Wil die ik in me ervaarde. Maar wie kan spreken over de uitwerkingen? Ik
heb geen woorden om die uit te drukken: daarom ga ik verder.
Daarna ontving ik de H. Communie; en ik verenigde me met de Wil van mijn
grootste goed, Jezus, om in deze Wil de hele schepping te vinden. Zo kon er niets
ontbreken aan het antwoord op zijn oproep. Toen konden alle mensen met mij
neerknielen aan de voet van mijn sacramentele Jezus, Hem aanbidden, Hem
liefhebben en zegenen... Maar terwijl ik dit deed, voelde ik me als het ware afgeleid,
op zoek naar alle geschapen dingen in zijn Goddelijke Wil, zodat iedereen en alles
liefde, lofprijzing en aanbidding zou aanbieden aan mijn Jezus. En Jezus die zag hoe
ongemakkelijk ik me voelde, nam de hele schepping op in zijn schoot en Hij zei:
“Mijn dochter, Ik heb de hele schepping opgenomen in mijn schoot, zodat je die
makkelijker kunt vinden en iedereen samen kan roepen met jou. Dus niets zal Mij
verlaten of te kort schieten om door jou heen de uitwisseling van liefde en aanbidding
te geven die Mij toekomt en met alles wat Mij toebehoort. Ik zou niet echt tevreden
zijn over jou als er iets zou ontbreken. In mijn Wil wil Ik alles in jou vinden.” Toen
werd het makkelijk voor mij om de hele schepping te vinden en op te roepen om
samen met mij mijn grootste goed, Jezus, te prijzen en lief te hebben. Maar oh, wat
een verrassing! Ieder geschapen ding bevatte een speciale afspiegeling en een
bijzondere liefde van Jezus. En Jezus ontving het antwoord van zijn weerspiegelingen
en zijn liefde. Oh wat was Jezus tevreden. Maar terwijl ik dit deed, bevond ik me in
mezelf.
Deel 17 – 6 oktober 1924
Ik verenigde me geheel met de heilige Goddelijke Wil en mijn lieve Jezus die zich in
mijn binnenste bewoog zei: “Mijn dochter, hoe mooi is het te zien dat een ziel zich
verenigt met mijn Wil. Terwijl die zich ermee verenigt, neemt de geschapen harteklop
de plaats en het leven in van de ongeschapen harteklop om een enkele hartslag te
vormen. En zij stromen en kloppen samen met de eeuwige harteklop. Dit is het
grootste geluk van het menselijk hart: te kloppen in de eeuwige harteklop van zijn
Schepper. Mijn Wil brengt de vlucht op gang en de menselijke hartslag wordt in het
middelpunt van de Schepper geworpen.” En dus zei ik Hem: “Zeg me, mijn Liefde,
hoeveel keer gaat uw Wil rond in alle schepselen?”
En Jezus: “Mijn dochter, in iedere hartslag van het schepsel vormt mijn Wil een
volledige ronde in de hele schepping. En omdat de hartslag in het schepsel
onophoudelijk is en het leven ophoudt als die stopt, daarom gaat mijn Wil, om
goddelijk leven te geven aan het schepsel, meer dan de hartslag rond en vormt een
harteklop van mijn Wil in ieder hart. Kijk dan hoe mijn Wil in ieder schepsel
aanwezig is, als de voornaamste hartslag, omdat mijn eigen hartslag secundair is. En
als Ik de harteklop van het schepsel ervaar, is het wegens de harteklop van mijn Wil.
Bovendien vormt mijn Wil daar twee hartslagen: één voor het menselijk hart als
leven van het lichaam en de andere voor de ziel als haar hartslag en leven. En wil je
weten wat deze harteklop van mijn Wil doet in het schepsel? Als die denkt stroomt
mijn Wil en circuleert als bloed in de aderen van de ziel en schenkt haar de
goddelijke gedachte, zodat zij de menselijke gedachte opzij zet en de voornaamste
plaats geeft aan de gedachte van mijn Wil. Als zij spreekt, verlangt het woord van
mijn Wil, zijn plaats. Als zij werkt, loopt, liefheeft, verlangt mijn Wil zijn plaats in het
werk, in de stap, in de liefde. Zo groot is de liefde en de waakzaamheid van mijn Wil
in het schepsel dat als zijn hart klopt, als het schepsel wil denken, de Goddelijke Wil
zelf de gedachte is; als het schepsel wil kijken, maakt de Goddelijke Wil zichzelf tot
oog; als zij wil spreken, maakt de Goddelijke Wil zelf de woorden; als zij wil werken,
maakt de Goddelijke Wil zelf het werk; als zij wil lopen, maakt de Goddelijke Wil zelf
de voeten; als zij wil liefhebben maakt de Goddelijke Wil zelf het vuur. In wezen
stroomt de Goddelijke Wil en gaat rond in iedere act van het schepsel om de
voornaamste plaats in te nemen die Hem toekomt. Maar tot ons zeer grote verdriet
weigert het schepsel Hem zijn ereplaats en geeft deze eer aan zijn menselijke wil. En
mijn Wil is verplicht in het schepsel te blijven alsof Die geen gedachte, noch oog,
woord, handen of voeten had, om het leven van mijn Wil te ontwikkelen in het
centrum van de ziel van het schepsel. Wat een verdriet! Wat een vreselijke
ondankbaarheid!
Maar wil je weten wie Mij vrijheid schenkt en mijn Wil werkzaam laat zijn als de
hartslag van het leven in de ziel? Het zijn zij die leven in mijn Wil... Oh, hoe goed
ontwikkelt het leven van mijn Wil zich in zulke zielen! Het stelt zichzelf aan als
gedachte van hun gedachte, als oog van hun ogen, woord van hun monden, de klop
van hun harten en zo met al het overige. Oh, hoe snel doen Wij onszelf verstaan door
de ziel die leeft in mijn Wil. En mijn Wil bereikt het doel mijn leven te vormen in de
ziel van het schepsel!
Het is niet alleen in het schepsel met verstand dat mijn Wil zijn primaire plaats heeft.
Als een hartslag die circulatie geeft aan het leven van de ziel, gaat Die rond om leven
te geven aan alle acten van het schepsel. En mijn Wil heeft ook zijn primaire plaats in
alle geschapen dingen en Die circuleert als de hartslag van het leven van het kleinste
tot het grootste geschapen ding. En niets kan weg gaan van de macht en de
onmetelijkheid van mijn Wil. Die is het leven van de blauwe lucht en houdt de blauwe
kleur altijd nieuw en levend. De lucht is niet in staat zich van zijn kleur te ontdoen of
van kleur te veranderen, omdat mijn Wil verlangt dat het zo blijft. Wat Die eenmaal
vast stelt, verandert Die niet. Mijn Wil is leven van het licht en de warmte van de zon.
En met zijn harteklop van leven behoedt Die altijd de intensiteit van het licht en de
warmte en houdt die onbeweeglijk zonder zich terug te kunnen trekken of toe of af te
nemen in het goede dat die moet schenken aan de hele aarde. Mijn Wil is leven van
de zee; en Die bewerkt daar het ruisen van de wateren, het wegschieten van de vis en
het razen van de golven. Oh, hoe geeft mijn Wil de macht weer die Die in zichzelf
bevat en zijn leven ontwikkelt met zoveel majesteit en absoluut beheer over
geschapen dingen. Dit is zo sterk dat de zee niets anders kan dan ruisen en de vis
niets anders dan zwemmen. Je zou inderdaad kunnen zeggen dat het mijn Wil is die
ruist in de zeeën die zwemt in de vis, de golven vormt en met zijn brullen laat horen
dat zijn leven er is en dat Die alles kan doen zoals Die wil en zoals het Hem behaagt.
Mijn Wil is de hartslag van het leven in de vogel die zingt, in het piepen van het
kuikentje, in het lam dat blaat, in de tortelduif die klaagt, in de planten die groeien en
in de lucht die iedereen inademt.
In wezen heeft mijn Wil het leven in alles en daar vormt Die met zijn macht de acten
die Die verlangt. Dus is Die de harmonie in alle geschapen dingen en vormt daar de
verschillende uitwerkingen, kleuren en functies die ieder bezit. Maar weet je
waarom? Om Mij bekend te maken bij het schepsel, om er naar toe te gaan, Mij het
hof te maken, Mij lief te hebben met zovele en verschillende acten van mijn Wil voor
net zoveel dingen als Ik schiep. Mijn liefde was niet tevreden met in de diepten van de
ziel mijn Wil te storten als de hartslag van haar leven, maar Die wilde mijn Wil
leggen in alle geschapen dingen, zodat Die zelfs vanaf de buitenkant ervan mijn Wil
nooit zou verlaten. Zo konden intelligente schepselen groeien en zich ophouden in de
heiligheid van mijn eigen Wil. En alle geschapen dingen zouden voor hen een
aansporing zijn, een voorbeeld, steun en voortdurende oproepen om zich te haasten
om mijn Wil te vervullen. Dit was het unieke doel waarvoor zij werden geschapen.
Maar schepselen blijven doof voor de altijd zo vele stemmen van de schepping, blind
voor de veelvuldige voorbeelden. Zij doen hun ogen open en focussen die op hun
eigen wil.
Wat een ellende! Als je daarom mijn verdriet niet wilt laten toenemen en het doel
waarvoor je geschapen werd niet wil verliezen, raad Ik je aan om nooit te proberen
mijn Wil te verlaten.”
Deel 17 – 11 oktober 1924
Ik voelde me erg bedrukt vanwege het gemis van mijn lieve Jezus. Oh, hoeveel
angsten waren opgekomen in mijn ziel! Maar wat me het meest kwelde was dat mijn
Jezus me niet langer beminde zoals eerst. En op dit ogenblik voelde ik me
vastgegrepen bij mijn schouders; en ik hoorde Jezus stem in mijn oor die zei: “Mijn
dochter, waarom ben je bang dat Ik niet langer van je hou? Ach, als je alleen maar
mijn liefde kende voor alle schepselen in het algemeen, zou je verbaasd zijn! Met
hoeveel liefde schiep Ik het schepsel niet? Hoeveel zintuigen schonk Ik hun niet?
Ieder zintuig was een communicatiemiddel dat Ik plaatste tussen Mij en haar. De
bedoeling was te communiceren tussen mijn intelligentie en de hare. Het oog was
communicatie tussen mijn licht en het hare. Het woord was het communicatiemiddel
tussen mijn Fiat en het hare; het hart tussen mijn liefde en de hare. In wezen was
alles: de adem, de bewegingen, de stappen, alles communicatie tussen Mij en het
schepsel.
Ik deed meer dan een vader die de bruiloft van zijn zoon organiseert en niet alleen
zijn verblijf, kleding en voedsel voorbereidde en alles wat zijn zoon gelukkig kan
maken maar trots is op zijn zoon en hem zegt: Wij gaan uiteen, het is waar; maar van
op een afstand zul je mijn leven ervaren, mijn hartslag en ik de jouwe. En zo zullen
we zowel dicht bij en ver weg zijn, ver van elkaar en onafscheidelijk. Je zult mijn
leven gewaar worden en ik het jouwe. Maar nog sterker, wat een aardse vader niet
voor zijn zoon kan doen, omdat het onmogelijk is, deed Ik. Ik, de hemelse Vader, die
mijn zoon het leven schonk, Ik zelf die de bewoning van deze wereld heb voorbereid,
bracht tussen hem en Mij zo’n intimiteit dat Ik zijn leven in Mij moest voelen en hij
mijn leven in hem. En dit is mijn liefde voor elk en iedereen.
Wat dan kon er gezegd worden over mijn bijzondere liefde voor jou? Ieder lijden dat
Ik je gezonden heb, is weer een communicatie geweest tussen jou en Mij en daaruit
volgt weer een versiering waarmee Ik je ziel heb verfraaid. Iedere waarheid die Ik je
heb geopenbaard is een deeltje van mijn kwaliteiten geweest, waarmee Ik je heb
verfraaid met nieuwe schoonheid en je ziel gevuld met nieuwe pracht. Iedere keer dat
Ik naar je toe kwam en iedere genade die Ik je heb geschonken zijn gaven geweest die
Ik over je heb uitgestort. Ik heb niets anders dan mijn communicaties
vermenigvuldigd op bijna ieder moment, om in jou mijn onderscheiden schoonheid,
mijn gelijkenis te vormen, zodat jij met Mij in de Hemel zou kunnen leven en Ik met
jou op aarde! En twijfel je na dit alles aan mijn liefde? Dan zeg Ik je: Overweeg Mij
lief te hebben en Ik zal er meer aan denken jou lief te hebben.”
Deel 17 – 17 oktober 1924
Ik overwoog met hoeveel liefde Jezus ons bemint. Mijn geest ging op in de eeuwige
Liefde. En mijn lieve Jezus, die bewoog in mijn binnenste, toonde mij in mijn geest
een stralenkrans van licht. Binnenin die stralenkrans was een zon en deze zon bevatte
net zo veel stralen als het aantal (menselijke) schepselen dat bestaat. Ieder schepsel
had een straal helemaal voor zichzelf die leven gaf, licht, warmte en groei... alles wat
noodzakelijk was om leven te vormen. Het was heerlijk om te zien hoe ieder schepsel
verenigd was met één van de zonnestralen waar die vandaan was gekomen, als een
scheut van een wijnstok die uitbot. En terwijl mijn geest hierin opging, zei mijn
lieflijke Jezus: “Mijn dochter, zie met hoeveel liefde Ik schepselen bemin. Vóór hun
geboorte in deze wereld waren zij al in mijn boezem. Maar na hun geboorte verlaat
Ik hen niet. Een lichtstraal die mijn leven bevat, volgt hen om alles te verschaffen wat
nodig is om dit leven zich te laten ontwikkelen. En met hoeveel zorg kweek Ik het! Met
hoeveel liefde geef Ik het water! Ikzelf maak licht, warmte, voedsel, verdediging – en
als hun tijd op aarde afloopt, breng Ik hen weer terug naar mijn boezem langs
dezelfde straal om hen bekend te maken in het hemels vaderland.
Mijn liefde doet meer voor het schepsel dan de zon die Ik schiep aan het azuur van de
lucht. De zon die Ik schiep voor het welzijn van de mensheid is niets anders dan de
schaduw van de ware Zon. Het is mijn lichtstroom die Ik aanreik aan het schepsel.
Maar de zon van de atmosfeer vormt de planten niet en geeft die geen water om te
voorkomen dat ze verwelken en geeft die niet al de nodige hulp zodat de planten mooi
en sterk groeien. En de mensen, zelfs die blind zijn, kunnen voor een deel genieten
van het licht. De zon gaat voort met het vervullen van zijn enige taak, licht en warmte
te geven. En als de planten geen water krijgen, zijn er geen middelen om hen te laten
delen in de effecten. Integendeel, de zon droogt hen steeds weer uit. Terwijl Ik, die de
ware Zon van de zielen ben, hen nooit verlaat, noch ’s nachts noch overdag vorm
Ikzelf zielen. Ik schenk hun het water van mijn genade zodat ze niet uitdrogen. Ik voed
hen met licht van mijn waarheden. Ik sterk hen met mijn voorbeelden. Ik schenk hun
de lichte bries van mijn liefkozingen om hen te zuiveren, de dauw van mijn charisma
om hen te verfraaien, de pijlen van mijn liefde om hen te verwarmen. Wezenlijk is er
niets wat Ik nalaat voor hen te doen. Ik ben alles voor hen en Ik stel mijn hele leven
beschikbaar voor ieder schepsel voor zijn of haar heil.
Hoeveel ondankbaarheid van de kant van schepselen! Het lijkt of zij vast zitten als
loten aan mijn wijnstok, niet uit liefde maar gedwongen, omdat zij niet zonder Mij
kunnen. En zij groeien daarom als loten die zonder al de levenssappen van de
wijnstok zwak opgroeien, zonder meer voort te brengen dan een enkele rijpe druif die
mijn goddelijk verhemelte een bittere smaak geeft.
Ach, als iedereen zou overwegen hoe Ik ieders ziel liefheb, zouden allen geboeid
raken door de kracht en aantrekkingskracht van mijn liefde – en zij zouden Mij
liefhebben! Heb Mij daarom lief; en je liefde zal zo groeien dat je Me liefhebt voor
iedereen.”
Deel 17 – 23 oktober 1924
Ik bracht bittere dagen door vanwege het gemis van mijn lieve Jezus Oh, hoe smeek
ik om zijn lieflijke aanwezigheid! Zelfs de herinnering aan zijn lieve woorden zijn
wonden voor mijn arme hart en ik zeg bij mezelf: “En waar is Hij nu? Waar ging Hij
naar toe? Waar kan ik Hem vinden? Oh, alles is voorbij; ik zal Hem niet langer zien!
Ik zal zijn stem niet langer horen! We zullen niet langer samen bidden! Wat een
ongelukkige situatie. Wat een kwelling! Wat een verdriet! Ach Jezus, wat bent U
veranderd! Wat bent U van me weggevlucht! Maar zelfs als U ver weg bent, waar U
ook bent, op de vleugel van uw Wil zend ik U mijn kussen, mijn liefde, mijn kreet
van verdriet die U zegt: ´Kom, kom terug naar de arme banneling naar uw arme
kleine boreling die niet zonder U kan leven.”
Maar terwijl ik dit en andere dingen zei, bewoog mijn lieflijke Jezus in mijn
binnenste, strekte zijn armen naar me uit en drukte zich vast tegen me aan, en ik zei
Hem: “Mijn leven, mijn Jezus, ik kan niet meer verder; help me, geef me kracht,
verlaat me niet; neem me met U mee. Ik wil met U mee gaan!” En Jezus onderbrak
mijn woorden en zei: “Mijn dochter, wil je mijn Wil doen?” En ik: Zeker wil ik uw
Wil doen; maar uw Wil is ook in de Hemel. Dus als ik Die tot nu toe op aarde heb
gedaan, dan wil ik Die nu gaan doen in de Hemel. Neem mij daarom snel; laat me
niet langer alleen. Ik voel dat ik niet langer verder kan; heb medelijden met mij!”
En Jezus weer: “Mijn dochter, weet je niet wat mijn Wil is op aarde? Heb je het niet
goed begrepen na zo vele lessen van Mij? Je moet beseffen dat de ziel die hier in
zichzelf mijn Wil laat leven, een zoete verrukking voor de goddelijke ogen vormt, als
zij bidt, lijdt, werkt, bemint enz, zodat zij met die acten in die betovering de blik van
God insluit. Dan voelt de ene Almachtige, geraakt door de zoetheid van deze
verrukking, zich ontwapend van de vele kastijdingen die schepselen over zich
afroepen met hun zware zonden.
Deze betovering heeft de macht mijn rechtvaardigheid te belemmeren om met al zijn
woede uit te stromen over de oppervlakte van de aarde. Omdat zelfs mijn
rechtvaardigheid de betovering voelt van mijn Wil die werkt in het schepsel. Lijkt het
jou weinig dat de Schepper in het schepsel dat nog op aarde leeft, zijn Goddelijke Wil
in triomf en als heerser werkzaam ziet met die zelfde vrijheid waarmee Die werkt en
heerst in de Hemel? Maar deze betovering in de Hemel is het tegenovergestelde
omdat in mijn Koninkrijk mijn Wil regeert als in zijn eigen thuis; en de betovering
wordt binnenin Mijzelf geschapen, niet buiten Mij. Daarom ben Ik het; het is mijn Wil
die met een verrukkende kracht alle heiligen zo betovert dat hun blik altijd gericht is
op mijn betovering en zo eeuwig verheugd is. Niet zij scheppen in Mij de zoete
betovering, maar Ik in hen. En dus is mijn blik niet gebonden. Die is niet betoverd.
Mijn Wil die leeft in het schepsel dat in ballingschap leeft, is daarentegen werkzaam
en heerst in ’t huis van het schepsel. Dit is nog prachtiger; en daarom vormt het
schepsel voor Mij een betovering die meer vreugdevol is, die Mij fascineert en zorgt
dat mijn blik zo wordt aangetrokken dat die Mij verrukt en mijn blik op hem gericht
houdt zonder weg te kunnen kijken. Ach, je weet niet hoe noodzakelijk deze
betovering is in deze tijden. Hoeveel kwaad zal er komen.
Volkeren zullen zich verplicht voelen om elkaar te vernietigen, maar de leiders en
regeringen moeten het meest veroordeeld worden. Arme mensen! Hun leiders en
regeringen zijn echte slagers, vleesgeworden duivels die azen op het bloed van hun
broeders. Als het kwaad niet zo ernstig zou zijn, zou jouw Jezus je niet zo dikwijls
beroven van zijn tegenwoordigheid. Jij bent bang dat het om andere redenen is dat Ik
je beroof van Mij Nee, nee, wees er zeker van; het is zijn rechtvaardigheid die
verlichting vindt door jou van Mij te beroven. Ga dan nooit uit mijn Wil, zodat zijn
zoete betovering de mensen groter kwaad kan besparen.”
Deel 17 – 30 oktober 1924
Ik word gewaar dat ik mijn smartelijke geheimen niet aan het papier kan
toevertrouwen en ook niet wat ik voel in mijn gepijnigd hart. Ach ja, er is geen
martelaarschap dat je kunt vergelijken met het martelaarschap van het gemis voor
mijn lieve Jezus. Dit is een martelaarschap dat de ziel verwondt en haar kwetst tot op
het bot. En, wat erger is, het doodt zonder de dood te veroorzaken en gaat voort de
ziel te kwellen op het ijzeren aambeeld van smart en liefde. En terwijl ik doorga met
schrijven, laat ik mijn innerlijke pijn los, omdat dat iets is waarover ik niets kan
meedelen en ik vraag als de armste van alle bedelaars, aalmoezen van alle engelen en
heiligen, van mijn Koningin Moeder en de hele schepping. Ik zou willen vragen om
een woordje, een gebedje tot Jezus voor mij, zodat Hij, als allen Hem smeken,
bewogen wordt tot medelijden met de kleine dochter van zijn Wil en dat Hij
terugkomt naar de moeilijke ballingschap waarin ik me bevind.
Terwijl ik hierover nadacht, kwam het me voor dat mijn engelbewaarder naast mij
had gestaan in plaats van Jezus. En ik zei bij mezelf: “Waarom de engel en niet
Jezus?” Op dit ogenblik voelde ik Jezus in mijn binnenste bewegen en Hij zei: “Mijn
dochter, wil je weten waarom de engelen zijn zoals ze zijn, waarom zij zich mooi en
zuiver bewaard hebben zoals zij uit mijn hand zijn voortgekomen? Omdat zij zich
altijd vastberaden bewaard hebben in die primare act waarin zij werden geschapen.
In die primaire act van hun bestaan, zijn zij in die ene enkele act van mijn Wil, die
geen opeenvolging van acten kent, niet veranderd, niet kleiner of groter geworden en
zij bevatten in zichzelf al het mogelijke en voorstelbare. En de engelen die zich in
stand houden in die unieke act van mijn Wil waarin Ik hen schiep, houden zich
onveranderlijk, mooi en zuiver. Zij hebben niets verloren van hun primaire bestaan
en al hun geluk bestaat in zich vrijwillig te houden in die ene enkele act van mijn Wil.
Zij vinden alles in het rijk van mijn Wil. En zij zoeken niets anders om gelukkig te zijn
dan wat mijn Wil hun verschaft.
En weet je waarom er verschillende koren engelen zijn, het een superieur aan het
andere? Omdat mijn Wil zich in zijn act aan sommigen manifesteert via een enkele
dosis kennis en voorrechten – aan anderen via twee, aan sommigen via drie en aan
anderen via vier, opklimmend tot het negende koor. En met ieder bijkomend aspect
van de Act die mijn Wil manifesteerde, werden sommige superieur aan de andere en
sommigen werden tot meer in staat dan anderen en waardiger om dichter bij mijn
troon te vertoeven. Hoe meer mijn Wil in hen wordt gemanifesteerd en zij daarin
stand houden, des te meer worden zij verheven, verfraaid, gelukkig gemaakt en
superieur aan anderen. Kijk dan, hoe alles in mijn Wil is en hoe de engelen die dit
weten, daarin stand houden zonder Die ooit te verlaten, blijvend in die zelfde Wil
waaruit zij ontstonden. En naargelang zij meer of minder weten van de goddelijke
wetenschap van mijn verheven Wil, werden de verschillende koren der engelen
samengesteld met hun eigen schoonheid, hun verschillende taken en heel de hemelse
hiërarchie.
Als je wist wat het betekent meer te weten over mijn Wil, een act meer daarin te doen,
daarin te blijven, in die bekende Wil van Mij werkzaam te zijn, waarin het schepsel al
gevestigd is – taak, de schoonheid, de verhevenheid van ieder schepsel – oh, hoeveel
meer zou je de verschillende niveaus van kennis waarderen die Ik jou heb
geopenbaard over mijn Wil. Alleen al een beetje meer kennis over mijn Wil verheft de
ziel tot zulk een verheven hoogte dat de engelen zelf zich verbazen en verrukt zijn en
zij roepen Mij onophoudelijk toe: “Heilig, heilig, heilig.”
Mijn Wil openbaart zich, en alle dingen worden opgeroepen uit het niets en alle
wezens worden gevormd uit het niets. Die openbaart zichzelf en verfraait, Die
manifesteert Zich en verheft Zich, Die manifesteert Zich en het goddelijk Leven wordt
vermeerderd in schepselen; en Die openbaart Zich en vormt in hen nieuwe en
onbekende wonderen. Omdat Ik jou zoveel heb geopenbaard over mijn Wil kun je
daarom verstaan wat Ik met jou wil doen en hoeveel Ik je bemin en hoe jouw leven
een keten moet zijn van voortdurende acten gedaan in mijn Wil. Als het schepsel,
zoals de engel, nooit die primaire act zou hebben verlaten waarin mijn Wil haar
schiep, wat een orde, wat ’n wonderen zouden er niet gezien worden op aarde?
Verlaat daarom mijn dochter, nooit jouw begin waarin mijn Wil jou schiep; en moge
jouw primaire act altijd mijn Wil zijn.”
Hierna liep ik in gedachten naast Jezus in de Hof van Gethsemane. Ik smeekte Hem
dat Hij mij zou laten binnen dringen in die liefde waarmee Hij me beminde. En mijn
Jezus bewoog weer in de diepten van mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, treed
binnen in mijn liefde en blijf daar om te verstaan hoe veel Ik schepselen heb bemind.
Alles in Mij is liefde voor hen. Toen ze werden geschapen was het de bedoeling van
de Godheid hen altijd te beminnen. Dus iedere act in hen en ook buiten hen moest
naar hen toe stromen in een voortdurende en onophoudelijke act van liefde. Daarom
kan Ik zeggen dat in iedere gedachte, blik, woord, adem en hartslag en in al het
andere dat bij schepselen hoort, een act van eeuwige liefde stroomt. Maar als de
Godheid de bedoeling had deze schepselen altijd te beminnen en hen te beminnen in
iedere ding, was dat omdat Die in ieder ding de uitwisseling wilde ontvangen van
nieuwe en onophoudelijke liefde van het schepsel. Die wilde liefde geven om liefde te
ontvangen Die wilde beminnen om bemind te worden. Maar het gebeurde zo niet. De
schepselen wilden èn deze keuze voor de liefde niet vasthouden, èn de echo van liefde
van hun Schepper niet beantwoorden. Dus verwierpen ze deze liefde, erkenden die
niet en beledigden die. De Godheid hield op, maar ging voort met Zijn nieuwe
onophoudelijke liefde voor het schepsel. En omdat het schepsel die niet aanvaardde,
verwachtten Hemel en aarde degene (Luisa) die deze liefde zou nemen, zodat Hij de
vergoeding ervan zou krijgen. Als God iets besluit en voorstelt hebben alle
tegengestelde gebeurtenissen geen effect omdat Hij onbeweeglijk blijft in zijn
onbeweeglijkheid.
En daarom kwam Ik – Woord van de Vader – naar de aarde om nog een exces van
liefde over te dragen. Toen Ik een Mensheid aannam, verzamelde en ontving Ik in
Mijzelf al deze liefde die Hemel en aarde vulde. Met de Godheid wisselde Ik net
zoveel liefde uit als aan het schepsel was gegeven en moest gegeven worden. Ik werd
liefde voor iedere gedachte, iedere blik, voor ieder woord, hartslag, beweging en stap
van ieder schepsel. Daarom werd mijn Mensheid, zelfs tot in de kleinste vezels,
gevormd door de handen van eeuwige liefde van mijn hemelse Vader om Mij in staat
te stellen alle liefde in te sluiten die de Godheid aan schepselen wilde geven; dus kon
Ik liefde teruggeven ten behoeve van iedereen en kan Ik de liefde worden in iedere act
van het schepsel. Op deze wijze wordt ieder van je gedachten gekroond met mijn
onophoudelijke acten van liefde. Er is niets in of buiten jou dat niet omgeven is door
mijn herhaalde acten van liefde. Daarom kreunt mijn Mensheid in deze hof; Die
zucht, heeft doodangst en voelt zich de bodem onder het gewicht van zo veel liefde
omdat Ik liefheb en Ik krijg geen liefde terug. De pijnen van de liefde zijn het bitterst,
het wreedst; het zijn pijnen zonder medelijden. Die zijn smartelijker dan mijn lijden
op zich. Oh, als ze Mij zouden liefhebben, zou het gewicht van zo veel liefde lichter
worden. Omdat, als liefde wederzijds is, wordt die tevreden en voldaan door de liefde
van degene die liefheeft. Maar als zulke liefde niet beantwoord wordt, wordt die
totaal wanhopig en buiten zinnen en wordt gewaar dat een dode act is teruggeven
voor de liefde die werd gegeven. Kijk, daarom hoe bitter en smartelijk het lijden van
mijn liefde was, omdat er in mijn passie maar één dood was die Mij werd
geschonken, terwijl Ik in mijn passie van liefde net zo dikwijls moest lijden als het
aantal liefdesacten dat Mij overbleef, die niet beantwoord werden. Daarom, mijn
dochter, kom in mijn Wil om zo veel liefde te beantwoorden. Daarin zul je al deze
liefde in actie aantreffen. Maak die tot de jouwe en stel jezelf, samen met Mij, aan als
liefde in iedere act van het schepsel om namens iedereen mijn liefde te
beantwoorden.”
Deel 17 – 23 november 1924
Ik blijf mijn Jezus missen in intense bitterheid. En dan laat Jezus mij een glimp
opvangen van Hem in mijn binnenste. Hij is buitengewoon zwijgzaam en peinzend.
Maar ondanks zijn stilte ben ik tevreden, bij de gedachte dat Hij me niet heeft
verlaten en dat Hij nog steeds in mij blijft wonen. En als mijn arme ziel dreigt te
bezwijken, geeft Hem te zien mij een slokje leven, als weldadige dauw die me doet
opleven. Maar met welk doel? Om weer te bezwijken en mezelf voelen sterven? Op
deze wijze zweef ik altijd tussen leven en dood. Toen ik zwom in de onmetelijke zee
van smart omdat ik Hem had verloren, bewoog mijn lieve Jezus in mijn binnenste.
Hij liet zich zien terwijl Hij bad. Ik verenigde me met Hem in gebed en toen zei Hij:
“Mijn dochter, toen Ik de mens schiep, bracht Ik rondom hem lucht aan voor het
lichaam en lucht voor de ziel om het leven in stand te houden. Natuurlijke lucht was
voor het lichaam, terwijl de lucht van mijn Wil diende voor de ziel. Geloof je dat
natuurlijke lucht juist omdat het lucht is, het vermogen heeft om de mens ademhaling
te geven, kracht, voedsel, frisheid of groeiend leven aan de hele natuur? Lucht, zelfs
ofschoon het niet zichtbaar is, houdt alles onder controle en maakt het leven uit van
ieder geschapen ding. En dus heeft iedereen behoefte aan lucht. En die baant zich
overal een weg. Van de morgen tot de avond dringt die door in iedere hartslag, in de
bloedcirculatie, overal. Maar weet je waarom die zo veel kracht bevat? En waarom
die de nodige substantie bevat voor het goede dat die voortbrengt? Omdat die daar
aangebracht is door God. D.w.z. dat God aan de lucht het vermogen gaf om te
ondersteunen, vreugde te brengen, te verlevendigen, naast vele andere
hoedanigheden. Die bevat a.h.w. het zaad van al het goede dat het insluit.
Welnu, als lucht noodzakelijk is om de hele natuur in stand te houden, is er ook lucht
nodig om de spirituele natuur in stand te houden, dat betekent voor iedere ziel. En
mijn goedheid wilde zich niet binden of indirect nog een lucht vormen, maar mijn
eigen Wil wilde Zichzelf aanstellen als lucht van de ziel. En op deze wijze wilde Die,
als de onzichtbare lucht die alles doordringt, binnendringen in de diepten van de ziel
met alle rijkdommen om aan de ziel goddelijk voedsel over te brengen, leven, het
verrukkelijke vermogen van alles wat boven is, onoverwinnelijke kracht, de
vruchtbaarheid van alle vermogens en alle goeds. Er moet een wedstrijd zijn: het
lichaam om natuurlijke lucht te ademen en de ziel de lucht van mijn Wil. Er is echter
reden om te wenen! Als mensen nood hebben aan natuurlijke lucht, krijgen ze die via
alle mogelijke inspanning. Als zij hoog in de bergen lopen, tonen zij pijnlijk hun
gebrek aan lucht en zij verlangen die gretig. Wat betreft de lucht van mijn Wil
daarentegen, besteden ze er geen aandacht aan of voelen geen spijt, zelfs ofschoon zij
gedwongen worden om a.h.w. door en door verzadigd te worden met de lucht van
mijn Wil.
Maar deze balsem en heiligmakende lucht, niet geliefd en afgewezen door het
schepsel, kan in de ziel niet het goede inbrengen die het bevat en is verplicht daar als
offer achter te blijven zonder het leven te ontwikkelen dat mijn Wil bevat. Daarom
mijn dochter, raad Ik je aan dat, als je wilt dat mijn Wil in jou zijn plannen realiseert,
je altijd de lucht van mijn Wil inademt zodat, als je Die inademt, het leven van de
Goddelijke Wil mag leven in jou en jou brengt naar het ware doel waarvoor je werd
geschapen.”
Deel 17 – 27 november 1924
Ik overwoog de onveranderlijkheid van God en de veranderlijkheid van schepselen.
Wat een verschil!
Welnu, terwijl ik hierover dacht, bewoog mijn altijd welwillende Jezus in mijn
binnenste en zei: “Mijn dochter, kijk. Er is geen punt waar mijn Wezen niet is.
Daarom heb Ik geen behoefte om te bewegen, noch naar rechts noch naar links of
vooruit of achteruit, er bestaat geen ruimte die Ik niet vul. Mijn stevigheid – er is
geen punt waar die niet is – voelt onbreekbaar. Dit is mijn eeuwige
onveranderlijkheid. Deze onmetelijke onveranderlijkheid maakt Mij onveranderlijk
qua sereniteit. Wat Mij vandaag behaagt, behaagt Me altijd; onveranderlijk qua
liefde, vreugde, verlangen. Als iets eenmaal wordt bemind, genoten of verlangd, is er
geen risico dat Ik zou veranderen. Om te veranderen zou Ik mijn onmetelijkheid
moeten beperken, wat Ik niet kan en niet wil. Mijn onveranderlijkheid is de mooiste
stralenkrans die mijn hoofd kroont, die zich uitstrekt onder mijn voeten, die eeuwige
eerbetoon geeft aan mijn onveranderlijke heiligheid. Zeg Me; is er misschien ergens
een plaats waar Je Me niet vindt?”
Terwijl Hij dit zei, werd zijn goddelijke onveranderlijkheid tegenwoordig gesteld in
mijn brein. Maar wie kan zeggen wat ik verstond? Ik vrees dat ik dwaze dingen zeg,
dus is het beter dat ik op iets anders over ga. Toen Hij later met me sprak over de
veranderlijkheid van het schepsel, zei Hij het volgende: “Arm schepsel! Hoe klein is
je plekje! Het is niet alleen heel klein, maar het is zelfs niet stabiel of zit niet vast op
zijn plaats. Vandaag is het op de ene plaats, terwijl het morgen op een ander plaats
terecht komt. Daarom bemint het vandaag en wordt geliefd door een persoon, een
object of een plaats. Terwijl het morgen verandert en het verafschuwt wat gisteren
aangenaam en bemind was. Maar weet je wat het arme schepsel veranderlijk maakt?
De menselijke wil maakt het labiel in de liefde, in verlangens, in het goeds dat het
doet. De menselijke wil is die heftige wind die het schepsel doet bewegen met iedere
windvlaag als een droog riet, eerst naar rechts en dan naar links. Daarom wilde Ik
bij de schepping dat hij leefde in mijn Wil, zodat hij, deze heftige wind van de
menselijke wil in bedwang houdend, die sterk zou houden in het goede, stabiel in de
liefde, heilig in het werk. Ik wilde hem laten leven in het onmetelijke gebied van mijn
onveranderlijkheid. Maar het schepsel was niet tevreden: hij wilde zijn kleine plekje
en maakte een speeltje van zichzelf, van anderen en van zijn eigen hartstochten.
Daarom bid Ik, smeek Ik dat het schepsel deze Wil van Mij neemt, Die zich toe eigent
zodat hij terugkeert naar die onveranderlijke Wil waar hij vandaan kwam en zich niet
langer onstandvastig maakt, maar stabiel en sterk. Ik ben niet veranderd: daarom
verwacht Ik hem; Ik verlang naar hem; Ik wil hem altijd in mijn Wil.”
Deel 17 – 1 december 1924
Ik voelde me uitermate verbitterd; en terwijl ik bad, weende ik over mijn wrange lot,
beroofd te zijn van Hem die heel mijn leven uitmaakt. Mijn toestand is onherstelbaar;
niemand heeft medelijden met mij; alles is rechtvaardigheid. Wie zou bovendien
medelijden met me willen hebben, als Hij die de bron is van medelijden, het mij
weigert?
Welnu, terwijl ik weende en bad, voelde ik mijn handen in die van Jezus; en me hoog
opheffend, zei Hij: “Kom allemaal, en zie zulk een groot schouwspel, nog nooit
gezien, niet op aarde, noch in de Hemel – een ziel die voortdurend sterft uit zuivere
liefde voor Mij.” Toen Jezus dit zei, werden de Hemelen geopend; en heel de
hemelse hiërarchie keek naar mij. Ik keek ook naar mezelf en ik zag hoe mijn arme
ziel verwelkt was en stervend als een bloem die op het punt staat van haar stengel te
vallen. Maar terwijl ik stierf gaf een geheime kracht me leven. Oh, arme ik!
Misschien is het de straffende rechtvaardigheid van God die me terecht straft; mijn
God! Mijn Jezus, heb medelijden met mij! Medelijden met een arm stervend
schepsel! Het is het wrangste lot dat ik onderga onder alle arme stervelingen: sterven
zonder te kunnen sterven! Nadien hield mijn lieve Jezus me bijna de hele nacht in
zijn armen om me kracht te geven en mij te steunen in mijn doodsangst. Ik geloofde
dat Hij tenslotte medelijden met me zou hebben en me met Hem mee zou nemen,
maar tevergeefs.
En nadat Hij me wat deed herleven, verliet Hij me en zei: “Mijn dochter, Mijn Wil
sterft voortdurend door toedoen van de schepselen. Mijn Wil is leven en als leven wil
Die leven geven aan het licht. Maar het schepsel verwerpt dit licht en in feite sterft dit
licht voor het schepsel door het te verwerpen. En mijn Wil ervaart de smart van de
dood dat het schepsel dit licht heeft aangedaan. Mijn Wil wil de verdiensten bekend
maken en de vermogens die Het bevat; en het schepsel stoot deze kennis af; en zo
sterft mijn Wil voor het schepsel aan deze kennis en aan de vermogens die mijn Wil
bevat; en mijn Wil wordt de smart van de dood gewaar die het schepsel heeft gegeven
aan de vermogens en verdiensten van mijn Wil. En dus als mijn Wil liefde wil geven
en deze liefde wordt niet geaccepteerd, voelt Die de dood die aan de liefde is
gegeven. Als Die heiligheid of genade wil schenken, voelt Die hoe het schepsel de
heiligheid en genade die Die wil geven ter dood brengt. Op deze wijze wordt het
goede ter dood gebracht dat Die wil schenken. Word je dan niet de voortdurende
dood gewaar die mijn Wil ondergaat. Omdat jij daarin leeft, ben je als van nature
genoodzaakt om te delen in dat sterven dat mijn Wil ondergaat en te leven in een
toestand van voortdurende doodsangst,”
Toen ik dit hoorde zei ik: “Jezus, mijn liefde, voor mij lijkt dat niet het geval; U te
moeten missen brengt mij ter dood, neemt mijn leven weg zonder te sterven!”
En Jezus: “Voor een deel is het Mij te moeten missen en voor een deel mijn Wil die
jou geabsorbeerd houdt in Zichzelf en je laat delen in zijn verdriet. Mijn dochter, het
ware leven in mijn Wil brengt ook met zich mee: er is geen smart die door schepselen
aan mijn Wil wordt aangedaan, waarin de ziel die er in leeft niet deelt.”
Deel 17 – 8 december 1924
Ik overwoog de onbevlekte ontvangenis van mijn soevereine Koningin Moeder. In
mijn brein passeerden de verdiensten, de schoonheid en wonderen van haar
onbevlekte ontvangenis, het wonder dat al de andere wonderen die God deed in de
hele schepping overtreft.
Welnu, terwijl ik hierover nadacht zei ik bij mezelf: “Groot is het wonder van de
onbevlekte ontvangenis, maar mijn hemelse Moeder onderging geen test bij haar
ontvangenis. Alles werd gunstig voor Haar beschikt, zowel van de kant van God als
van de kant van haar natuur die God zo gelukkig, zo heilig, zo bevoorrecht schiep.
Wat was dan haar heldhaftigheid en de test? Als de engelen van de Hemel en Adam
in het paradijs niet uitgesloten werden van de test, was dan alleen de Koningin
uitgesloten en verdiende Zij daarom niet de allermooiste stralenkrans die de test zou
hebben aangebracht op de verheven Koningin en Moeder van de Zoon van God?”
Terwijl ik dat dacht zei mijn beminnelijke Jezus die bewoog in mijn binnenste: “Mijn
dochter, niemand kan voor Mij aanvaarbaar zijn zonder de test. Als er geen test zou
zijn geweest had Ik een slavin als moeder gehad, niet vrij; en slavernij past niet in
onze relatie, noch in onze werken of in onze vrije liefde. Mijn Moeder onderging haar
eerste test op het moment van haar ontvangenis. Vanaf haar eerste verstandelijke act,
kende Zij zowel haar menselijke wil als de Goddelijke Wil. En het werd aan Haar
overgelaten om vrij te kiezen aan welke van de twee willen Zij trouw zou blijven. En
zonder een ogenblik te verliezen en in het besef van de uiteindelijke intensiteit van het
offer dat Ze bracht, gaf Ze Ons haar wil om die nooit meer te willen erkennen. En Wij
gaven Haar het geschenk van onze Wil; en samen met deze uitwisseling van gaven
van de wil, stroomden al de verdiensten, schoonheid, wonderen en onmetelijkheden
van de genade in de onbevlekte ontvangenis van het meest bevoorrechte van alle
schepselen. Het is altijd de wil die Ik test. Alle offers, zelfs de dood, die niet op Mij
gericht zijn door de menselijke wil, maken Mij misselijk en keur Ik zelfs geen blik
waardig.
Maar wil je weten wat het grootste wonder was dat Ik bewerkte in dit zo heilige
schepsel en de grootste heldhaftigheid van dit zo mooie schepsel dat niemand ooit zal
evenaren? Haar leven begon met onze Wil. Zij volgde Die en vervulde Die. Zo kan
men zeggen dat Zij Die vervulde vanaf het moment dat Ze begon, en Zij begon vanaf
het ogenblik dat Zij Die vervulde. En ons grootste wonder was, dat in ieder van haar
gedachten, woorden, adem, hartslag, beweging en stappen onze Wil zich over Haar
uitstortte. En Zij bood Ons de heldhaftigheid aan van een eeuwige, goddelijke
hartslag die in haar werkte. Die verhief Haar zodat wat Wij van nature zijn, Zij is
door genade. Al haar andere voorrechten, haar privileges, haar onbevlekte
ontvangenis zelf, zou niets geweest zijn vergeleken bij dit grote wonder. Bovendien
was dit wat Haar overtuigde en Haar standvastig en sterk hield gedurende haar hele
leven. Voortdurend stortte mijn Wil zich in Haar en liet Haar delen in de goddelijke
natuur. En het voortdurend ontvangen van mijn Wil maakte haar sterk in liefde, sterk
in smart en verschillend van iedereen. Het was onze Wil, in haar werkzaam, die het
eeuwige Woord naar de aarde stuwde en het zaad vormde van de goddelijke
vruchtbaarheid, zodat een God-mens ontvangen kon worden zonder menselijke
tussenkomst. Dit maakte haar waardig moeder te zijn van haar eigen Schepper.
Daarom leg Ik altijd de nadruk op het thema van mijn Wil, omdat Die de ziel zo mooi
houdt, als toen ze uit onze handen kwam en haar laat groeien als een oorspronkelijke
kopie van haar Schepper. En hoeveel grote werken en offers men ook brengt, als mijn
Wil er niet binnen gaat, verwerp Ik die; Ik erken die niet; het is geen voedsel voor
Mij. En de mooiste werken zonder mijn Wil worden voedsel van de menselijke wil,
van achting voor zichzelf en de vraatzucht, van het schepsel.”
Deel 17 - 24 december 1924
Mijn dagen zijn steeds pijnijker. Ik lijd onder het harde lot mijn lieve Jezus te missen,
wat lijkt op een dodelijk wapen voor mij, gereed om mij ieder moment te
vermoorden. Maar terwijl die op het punt staat mij de laatste slag toe te brengen, blijft
die zweven boven mijn hoofd, en ik verwacht deze laatste slag als een redmiddel om
naar mijn Jezus te gaan. Maar ik wacht tevergeefs. En ik word gewaar hoe mijn arme
ziel en ook mijn arme natuur verteert en verdwijnt. Ach mijn grote zonden staan niet
toe dat ik de dood verdien. Wat een lijden. Wat een chronische doodsangst. Ach
Jezus, heb medelijden met mij. Alleen U kent mijn hartverscheurende toestand.
Verlaat me niet en laat me niet aan mezelf over.
Terwijl ik me in deze toestand bevond, voelde ik me buiten mezelf in een zeer zuiver
licht. En in dit licht werd ik de Koningin Moeder gewaar en de kleine baby Jezus in
haar maagdelijke schoot. Oh God! In wat een smartelijke toestand bevond mijn
beminnelijke baby Jezus zich! Zijn kleine Mensheid was onbeweeglijk; zijn handjes
en voetjes onbeweeglijk, zonder de minste beweging. Er was geen ruimte om zijn
ogen te openen of vrij te ademen. Zijn onbeweeglijkheid was zo star dat Hij dood
leek terwijl Hij leefde. En ik dacht: “Hoeveel lijdt mijn Jezus in deze toestand. En
hoeveel lijdt de liefste Moeder, als Zij baby Jezus in haar eigen schoot zo
onbeweeglijk ziet”.
Welnu, terwijl ik dit dacht, snikte het kindje Jezus. “Mijn dochter, de pijnen die Ik
lijd in deze maagdelijke schoot van mijn Moeder zijn onvoorstelbaar voor het
menselijk brein. Maar weet je wat de eerste pijn was die Ik leed vanaf het eerste
moment van mijn Ontvangenis die Ik mijn hele leven verdroeg? De pijn van de dood.
Mijn Godheid daalde af uit de Hemel, volledig gelukkig, ongevoelig voor welke pijn
of dood ook. Toen Ik zag hoe mijn kleine Mensheid onderworpen was aan dood en
lijden uit liefde voor het schepsel, voelde Ik deze pijn van de dood zo acuut dat Ik
feitelijk zou gestorven zijn van pijn, als mijn goddelijke almacht Mij niet wonderbaar
ondersteund had door Mij de pijn van de dood te laten voelen terwijl Ik bleef leven.
Dus voor Mij was er altijd de dood. Ik voelde de dood van de zonde, de dood van het
goede in schepselen, zelfs hun natuurlijke dood.
Wat was heel mijn leven een hardvochtige doodangst. Ik die het Leven bevatte en de
absolute eigenaar was van het Leven zelf, moest Me onderwerpen aan de pijn van de
dood. Zie je niet mijn kleine Mensheid, onbeweeglijk en stervend in de schoot van
mijn lieve Moeder? En voel je niet in jezelf hoe wrang en hartverscheurend het is de
dood te ervaren en niet te sterven? Mijn dochter, het is jouw leven in mijn Wil die jou
laat deelnemen aan de voortdurende dood van mijn Mensheid”.
En zo bracht ik bijna de hele morgen dicht bij mijn Jezus door in de schoot van mijn
Moeder. En ik zag Hem, terwijl Hij aan het sterven was, weer tot leven komen, om
Zich weer over te geven aan het sterven. Wat een pijn om het kindje Jezus in die
toestand te zien. De nacht erna overwoog ik de act dat het lieve Baby'tje de
moederlijke schoot verliet om onder ons geboren te worden. Mijn arme brein verloor
zich in een mysterie zo diep en vol liefde. En mijn lieve Jezus, bewegend in mijn
binnenste, stak zijn handjes uit om me te omhelzen en zei: “Mijn dochter, de act van
mijn geboorte was de meest plechtige act van de hele Schepping; Hemel en aarde
werden gewaar hoe zij neerknielden in diepe aanbidding bij het zien van mijn kleine
Mensheid die mijn Godheid a.h.w. gevangen hield. Dus in de act van mijn geboorte
was er een act van stilte en diepe aanbidding en gebed. Mijn Moeder bad en bleef in
verrukking krachtens het wonder dat uit haar voortkwam.
St Jozef aanbad, de engelen aanbaden; en de hele Schepping werd de kracht gewaar
van de liefde van mijn scheppende kracht die in hen werd hernieuwd. Iedereen voelde
zich vereerd en ontving de ware eer, omdat Wie hen schiep hen nodig had om voor
mijn Mensheid te zorgen. De zon voelde zich vereerd om zijn licht en warmte aan zijn
Schepper te schenken en erkende Hem die hem had geschapen, zijn ware Heer. Die
vierde feest en eerde Hem door Hem zijn licht te schenken. De aarde voelde zich
vereerd toen die gewaar werd dat Ik in een kribbe lag; die voelde hoe die werd
aangeraakt door mijn tedere handen en voeten en juichte vol vreugde met
buitengewone tekens. De hele schepping, alle geschapen wezens zagen hun ware
Koning en Heer in hun midden En zij voelden zich vereerd en ieder wilde zijn eigen
bijdrage leveren. Het water wilde mijn dorst lessen, de vogels wilden zingen met hun
trillers en gekweel om Mij te vermaken; de wind wilde Me strelen; de lucht wilde Me
kussen. Ieder wilde Me zijn onschuldige bijdrage leveren. Alleen de ondankbare mens
bleef onbewogen, zelfs al voelde hij in zichzelf iets ongebruikelijks - een vreugde, een
machtige kracht - zelfs ofschoon Ik hem riep met mijn tranen, zuchten en weeklagen.
Dit was de waarheid, behalve voor een paar herders. Toch was het voor de mens, dat
Ik op aarde kwam! Ik wilde Mijzelf aan hem schenken om hem te redden en hem weer
met Mij mee te nemen naar mijn hemels vaderland. Daarom hield Ik hem in 't oog of
hij naar Me toe zou komen om het grote geschenk te ontvangen van mijn goddelijk en
menselijk leven.
De menswording was niets anders dan Mij overleveren aan het schepsel. Bij de
menswording leverde Ik Me over aan mijn lieve Moeder. St. Jozef aan wie Ik de gave
van mijn leven schonk, voegde zich bij Mij bij mijn geboorte. En omdat mijn werken
eeuwig zijn en niet ten einde lopen, verliet deze Godheid, dit Woord dat uit de Hemel
neerdaalde, niet de aarde, zodat Ik de gelegenheid had Mijzelf voortdurend aan alle
schepselen te geven. Zolang Ik leefde, gaf Ik Mezelf edelmoedig en nadien, een paar
uur voor mijn dood, voltooide Ik het grote wonder. Mezelf sacramenteel weg te geven
aan degenen die het grote geschenk van mijn Leven zouden willen ontvangen. Ik lette
niet op de belediging die ze Mij aandeden of hun afwijzing door Mij niet te willen
ontvangen. Ik zei bij Mijzelf: “Ik heb Mezelf weggeschonken en Ik zal het nooit meer
terugnemen. Laat hen Mij aandoen wat ze willen, maar Ik zal hun altijd toebehoren
en altijd tot hun beschikking staan.”
Mijn dochter, dit is het wezen van ware liefde. Zo werkt God. Toezegging om zich
nooit terug te trekken, ondanks welk offer dan ook. Deze trouw in mijn werken is mijn
overwinning en mijn grootste glorie. Dit is een teken dat het schepsel werkt voor
God: trouw. Zulk een ziel kijkt naar niemand, noch naar pijn. Hij let niet op zichzelf,
zijn reputatie of zijn gelijke, zelf al kost het hem zijn leven. Hij kijkt alleen naar God.
Omdat hij heeft besloten alleen voor zijn liefde te leven, voelt hij zich overwinnaar
als hij zijn leven opoffert uit liefde voor God.
Onstandvastigheid is een aspect van de menselijke natuur en het menselijk werk. Het
is het werk van de hartstochten. Onstandvastigheid is zwakte; het is verdorvenheid.
Het is niet de aard van ware liefde. Standvastigheid moet immers de leidraad zijn
voor het werk voor Mij. Daarom verander Ik mijn werken nooit, wat er ook gebeurt.
Als een werk een maal gedaan is, is het voor altijd gedaan.”
Deel 17 - 4 januari 1925
Omdat de dag bijna ten einde liep, overwoog ik wat mij nog te doen stond. En in mijn
binnenste hoorde ik: “Je moet het belangrijkste nog doen. Je laatste act om je te
verenigen met de Goddelijke Wil.” Toen verenigde ik, zoals ik gewoon ben, mijn
hele arme wezentje met de verheven Wil. En terwijl ik dit deed, kwam het mij voor
dat de Hemel werd geopend; en ik ging het hele hemelse hof ontmoeten en de hele
Hemel kwam mij tegemoet. Toen zei mijn lieve Jezus: “Mijn dochter, je verenigen
met mijn Wil is de meest verheven, de grootste, de zo grootse en de belangrijkste act
van je hele leven. Je verenigen met mijn Wil is binnen gaan in de atmosfeer van de
eeuwigheid, die omhelzen, die kussen en de waarborg ontvangen van het goede dat
de eeuwige Wil bevat. Bovendien gaat iedereen, als de ziel zich verenigt met de
verheven Wil, Die ontmoeten en deelt al het goede en de glorie uit. Al de engelen en
heiligen en de Godheid zelf delen mee en weten dat zij delen in dezelfde Wil waarin
alles veilig is. En als ze deze goederen ontvangen, vermenigvuldigt de ziel die met
zijn eigen acten in de Goddelijke Wil en schenkt allen van de Hemel dubbele glorie
en eer. Aldus breng je door je te verenigen met mijn Wil, Hemel en aarde in
beweging; het is een nieuw feest en voor alle rijkgenoten.
Zich verenigen met mijn Wil is lief hebben en geven aan iedereen. Niemand wordt
uitgesloten. Om derhalve niet overtroffen te worden in liefde voor het schepsel, leg Ik
in mijn Wil al het goede van iedereen en al het heil wat Ik bevat. En er is geen gebrek
aan ruimte om dit goede onder te brengen, omdat mijn Wil onmetelijk is en geschikt
om alles te ontvangen. Als je een wist wat je doet en wat er gebeurt door je te
verenigen met mijn Wil, zou je sterven van verlangen om er voortdurend in op te
gaan.”
En nadien overwoog ik of ik al of niet zou opschrijven wat hiervoor is genoteerd,
omdat ik 't niet beschouwde als noodzakelijk of belangrijk en nog sterker omdat de
gehoorzaamheid mij geen opdracht had gegeven om het te doen. En mijn lieve Jezus
bewoog in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, hoe kan het niet belangrijk zijn om
bekend te maken dat zich verenigen met mijn Wil gelijk is aan erin te leven? De ziel
die zich verenigt met mijn Wil ontvangt als waarborg al mijn goddelijke en eeuwige
goederen. De heiligen zelf wedijveren om hun verdiensten onder te brengen in de ziel
die verenigd is met mijn Wil, omdat zij in deze zelfde ziel de glorie en de macht van
mijn Wil ge waar worden; en zij merken hoe zij zelf op een goddelijke wijze
verheerlijkt worden door de kleinheid van het schepsel.
Luister, mijn dochter: Leven in mijn Wil overtreft ruim de verdiensten van het
martelaarschap. Inderdaad, martelaarschap doodt het lichaam; maar leven in mijn
Wil betekent dat het schepsel met een goddelijke hand zijn eigen wil doodt en zichzelf
de adel van een goddelijk martelaarschap schenkt. En iedere keer als de ziel besluit
in mijn Wil te leven, bereidt mijn Wil de klap voor om de menselijke wil te doden en
zo vormt Die het edele martelaarschap van de ziel. Maar om deze gelukkige toestand
te bereiken moeten de menselijke en de Goddelijke Wil zich met elkaar verbinden en
de een moet zijn plaats afstaan aan de Ander. De menselijke wil moet tevreden zijn
om teniet te worden gedaan door de macht van de Goddelijke Wil. Dus telkens als je
je verenigt met mijn Wil, stel je je beschikbaar het martelaarschap van je wil te
ondergaan. Zie je daarom wat het betekent je te verenigen met mijn Wil? Het
betekent voortdurend een martelaar te zijn van mijn verheven Wil. Lijkt jou dit
onbelangrijk of onbeduidend?”
Deel 17 - 22 januari 1925
Ik zet mijn leven voort te midden van de bitterheid van het gemis van mijn lieve
Jezus. Ik weet niet hoe ik leef; ik voel een gewicht dat me verplettert. Mijn natuur die
zich beroofd ziet van Hem die haar alleen ondersteunt, zou willen oplossen in het
niets. En dus word ik nu eens gewaar hoe mijn botten ontwricht worden, dan weer
merk ik hoe mijn maag zich afsluit zodat ik niet langer water of voedsel binnen laat.
Zonder mijn Jezus wil mijn arme natuur kleiner worden en ontbinden! Maar als die
op 't punt staat op te lossen, grijpt een machtige kracht en een sterke hand mij vast,
brengt mijn ontwrichte beenderen weer op zijn plaats, laat alles doorstromen en
voorkomt mijn volledige ineenstorten. Oh God, wat een lijden! Heb medelijden met
mijn wrange lot! Oh, mijn God laat Degene die mij het leven gaf terugkeren of laat
mijn uitgeputte natuur bijdragen aan mijn dood; laat mijn arme ziel opstijgen ten
Hemel naar de schoot van mijn Jezus, waar wij nooit meer gescheiden zullen worden.
Welnu, terwijl Ik me in deze toestand bevond - wie weet hoe lang al - toonde mijn
lieve Jezus zich in mijn binnenste. Hij zat zeer rustig in het midden met zijn hand aan
zijn voorhoofd, diep in gedachten, geïsoleerd, met niemand dichtbij Hem. En zelfs
hoewel Hij in mijn binnenste was, was er zoveel ruimte in mij dat ik ver weg van
Hem was en Hij van mij. Toen wilde ik, koste wat kost, Hem benaderen om Hem een
paar simpele woorden te zeggen en Hem gezelschap te houden in zijn eenzaamheid.
En ik weet niet hoe, maar de ruimte werd kleiner. Voor mij leek deze ruimte de
wereld met Jezus als centrum. En Jezus leek bezorgd over het lot van de wereld die
rechtstreeks de ondergang tegemoet ging. Toen richtte Jezus zich op een punt van die
ruimte en Hij leunde op mij; ik voelde me verpletterd onder het gewicht, maar ik was
tevreden dat mijn Jezus, mijn Leven, dichtbij me was. En Hem zo dicht bij me ziend,
wilde ik wenen om Hem te bewegen tot medelijden met mijn angstige toestand. Ik
had Hem wie weet hoeveel dingen willen zeggen. Maar direct zei ik: “Jezus, verlaat
me niet meer. Ziet U niet dat ik zonder U deze ballingschap niet kan volhouden?”
En Hij, een en al goedheid, zei: "Ik verlaat je niet, nee, nee. Je beschuldigt je Jezus
op deze wijze. Ik laat je nooit alleen. De schepselen trekken zich terug van Mij, niet Ik
van hen. Ik ga eerder achter hen staan en dichtbij hen. Dus je mag Me niet meer
beledigen door te zeggen dat Ik je zou verlaten. Bovendien heb je niet gezien dat Ik
binnenin je was en niet buiten jou en niet alleen Ik, maar de hele wereld erbij.”
En terwijl ik naar Jezus keek, zag ik zijn intelligentie, meer dan een zon en alle
gedachten van Jezus als zo veel stralen die uit die zon naar buiten kwamen. Deze
stralen dijden uit en stroomden doorheen alle gedachten van de schepselen - van
verleden, heden en toekomst. Deze stralen haastten zich, als een hand vol, alle
geschapen intelligenties tot zich te nemen en vervingen die door eeuwigdurende
glorie aan de Vader, als volledig eerherstel voor allen en als een smeken om alle
goeds voor alle geschapen intelligenties. En Jezus trok me naar Zich toe en zei:
“Mijn dochter, de zon die je ziet in intelligentie van mijn Mensheid werd gevormd
door mijn Godheid die mij de scheppende kracht schonk en de alwetendheid over alle
dingen zodat Ik een nieuwe Zon van de zielen moet zijn. De zon die Ik schiep voor het
heil van de natuur stroomt met zijn licht over de hele aarde, zonder iemand de
uitwerking van zijn licht te weigeren. Hij doet dit zelfs zonder het luchtruim te
verlaten. Zijn stralen komen uit zijn centrum, om het goede dat die bevat naar de
aarde te brengen. Mijn Godheid doet dit ook. Die verlaat Mij niet en met zijn
ontoegankelijk licht vormt Die voor mij een stralenkrans. Deze stralen stromen over
iedereen en alles en op deze wijze raak Ik ieder moment, iedere gedachte, woord en
act van ieder schepsel. En Ik vestigde me in altijddurende glorie bij mijn Vader voor
iedere gedachte, act, woord en voor alle menselijke generaties. Terwijl dit licht reikte
naar de hemelse Vader daalde het ook af om alle menselijke acten, als een handvol,
te verlichten, te verwarmen en te herstellen. Dus over iedere menselijke act straalt er
licht dat voortdurend goed wil doen. Dit te doen was voor Mij aangeboren. Jij, mijn
dochter, hebt deze macht niet zoals Ik om alle acten 'te doen in één enkele act.
Daarom ga jij in mijn Wil van de ene straal naar de andere, en stapje voor stapje zul
je het pad begaan van mijn Mensheid.”
Toen probeerde ik langs de eerste straal te snellen en dan langs de tweede en de derde
... Maar, oh macht van de Goddelijke Wil! Terwijl ik langs deze stralen bewoog, was
ik zo klein dat het me voorkwam dat ik een atoom werd. En dit atoom bevond zich nu
eens in de goddelijke intelligentie en bewoog zich samen met de intelligenties van de
schepselen. Dan weer bewoog het samen met de woorden en de bewegingen van de
schepselen. En zo ging het met alles. De goddelijke Personen zagen mijn
buitengewone kleinheid in hun intelligentie, hun Woord en hun beweging. En als
gevangenen van liefde voor mijn kleinheid, raakten Zij in verrukking en vol
welbehagen en Zij zeiden: “Deze kleinheid verrukt Ons en als Wij zien hoe zij
deelneemt aan onze eigen acten, die zij samen met Ons doet en die verspreidt over
iedereen, ervaren Wij zo'n vreugde en zo'n vermaak dat Wij onze eigen glorie
ontvangen. En vol liefde schenken Wij haar de vrijheid in Ons binnen te gaan om
haar samen met Ons te laten werken.”
Ik voelde me totaal verward, toen ik dit hoorde. En ik zei bij mezelf: “Ik doe niets;
het is de Goddelijke Wil die mij in zijn armen draagt; daarom gaat alle glorie naar
zijn aanbiddelijke Wil.”
Deel 17 - 8 februari 1925
Vanmorgen toonde mijn lieve Jezus zich. Hij leed zo veel dat mijn arme ziel zich
verteerd voelde door medelijden. Al zijn ledematen waren ontwricht. Zijn wonden
waren zo diep en zo pijnlijk dat Hij kreunde en zijn gezicht verwrong door de
bitterheid van zijn doodangst, Hij kwam dichtbij me, alsof Hij me wilde laten delen
in zijn pijn. Maar met een enkele blik op Hem, werd ik gewaar hoe zijn pijn zich in
mij weerspiegelde.
Toen zei Jezus, een en al goedheid: “Mijn dochter, Ik kan niet verder; raak mijn
wrange wonden aan om die te verzachten. Bedek die met je liefdevolle kus, zodat je
liefde de doodangst die Ik voel kan milderen. Mijn toestand die zo pijnlijk is, is een
reëel beeld van mijn Wil temidden van de schepselen. Het bevindt zich in hun midden
maar a.h.w. verdeeld, omdat mijn Wil, wanneer zij hun wil doen - en niet de mijne -
wordt verdreven en verwond door het schepsel. Verenig daarom je wil met de mijne
en verlicht die vervanging.”
Toen omhelsde ik Hem en kuste de wonden van zijn handen. Oh, hoe ongeschikt
waren die voor zo veel werk - zelfs heilige werken - die niet hun oorsprong hadden in
de Wil van God. Om zijn krampen te verlichten, probeerde ik die te verzachten met
mijn handen. En Jezus liet me begaan; nog sterker, Hij wilde dat ik het deed, dus ging
ik ook verder met zijn andere wonden, zodat Hij bijna de hele morgen bij me was.
Voor Hij me verliet zei Hij tenslotte: “Mijn dochter, je hebt Me zo gesteund. Ik voel
hoe mijn botten weer op hun plaats zijn; maar weet je wie Mij kan steunen en mijn
ontwrichte beenderen weer bij elkaar brengt? Degene die mijn Wil in hem laat
heersen. Als de ziel haar wil opzij zet, en die zelfs geen act van leven schenkt, regeert
mijn Wil in de ziel als een eigenaar; en Die beveelt en regelt. Het is alsof Die in zijn
eigen huis is, dat is, in mijn hemels Vaderland. Aldus beveel Ik in mijn huis, Ik
beschik en Ik zet daar mijn dingen, omdat Ik, naar gewoonte, kan plaatsen wat Ik wil.
Ik kan doen wat Ik wil. En Ik ontvang de grootste eer en glorie die het schepsel Mij
kan geven. Daarentegen maakt degene die zijn eigen wil wil doen zichzelf tot
eigenaar; hij beschikt, beveelt; en mijn Wil is een arme vreemdeling, waarmee geen
rekening gehouden wordt en die dikwijls wordt verguisd. Ik zou daar willen zetten
wat van Mij is, maar Ik kan dat niet omdat de menselijke wil geen afstand wil doen
van zijn positie. Zelfs in heilige dingen wil die zijn eigen wil aan de leiding en Ik kan
daar niets van Mijzelf kwijt. Hoe slecht voel Ik me in de ziel die zijn eigen wil wenst
te doen.
Het gaat net zo als met een Vader die op pad gaat om een van zijn zonen te vinden in
den vreemde, of een vriend die naar een andere vriend gaat. Hij klopt aan en zelfs
hoewel de deur wordt geopend, wordt hij koud ontvangen. Zij laten hem wachten in
de hal. Er wordt geen maaltijd bereid en er wordt hem niets aangeboden: er is geen
bed om hem te laten rusten. Hem wordt niet toegestaan te delen in de vreugde van dat
huis en zij delen hun verdriet niet met hem. Wat een schande! Wat een verdriet voor
deze vader of vriend! En als hij schatten heeft meegebracht om weg te schenken,
wordt hij niet aangezet om dat te doen en hij vertrekt met een gebroken hart.
Het tegenovergestelde overkomt een ziel die mijn Wil laat regeren. Stel u voor een
liefhebbende zoon die zo gauw hij op de deur hoort kloppen, open doet. Hij ziet zijn
vader die hij zo verlangde te zien. De Zoon omhelst hem dan, kust hem, laat hem
binnen en bereidt voor iedereen in zijn huis een feest voor. Hij maakt voor hem het
beste maal klaar en het zachtste bed. En dit niet alleen, hij geeft hem de volledige
beschikking over heel zijn huis en zelfs over zichzelf. Stel je deze zelfde situatie voor
met een vriend en zijn dierbaarste en meest geliefde vriend. Dit is eer, de liefde van
een zoon voor zijn vader; dit is werkelijk genegenheid en achting voor een
geliefde vriend. In deze situatie zullen al de schatten die de vader meebracht voor zijn
zoon, of al de geschenken die de vriend meebracht voor zijn trouwe vriend niet
teruggegeven worden; maar de vader die zo goed ontvangen werd, zal alles uitstorten
in het hart van zijn zoon. En de liefhebbende vriend zal hetzelfde doen voor zijn
geliefde die hem ontving en hem zo goed behandelde. Zo doet mijn Wil. Die komt
vanuit de Hemel om in de zielen te leven en te regeren.
Gezegend is de ziel die Die verwelkomt en Die laat heersen; maar ellendig zijn zovele
zielen die Die niet willen verwelkomen en Die niet willen laten heersen in hen en Die
buiten houden als een vreemdeling en dakloze. Maar mijn Wil verlaat hem niet en
ondanks het feit dat zij Die houden voor een vreemdeling, blijf Ik in hun midden en
wacht om hun mijn gaven te schenken, mijn genaden en mijn heiligheid.”
Deel 17 - 15 februari 1925
Ik was volkomen overgegeven aan de allerheiligste Wil van God. En in deze totale en
volkomen overgave werd ik een nieuwe Hemel gewaar, een volkomen goddelijke
sfeer, die nieuw leven in mij stortte. En mijn altijd beminnelijke Jezus, die bewoog in
mijn binnenste, leek zijn armen uit te strekken om mij te ontvangen en Hij verborg
me in Zichzelf en bracht me onder deze nieuwe hemel van zijn Wil, die in mij
gevormd was door zijn genade. En met grote tevredenheid ademde ik de
balsemachtige en zoete lucht in van zijn allerheiligste Wil.
Toen zei ik stomverbaasd: “Mijn Liefde, mijn Jezus, hoe mooi is de Hemel van uw
Wil. Hoe goed is het daar te verblijven. Oh, hoe verfrissend en heilzaam is zijn
hemelse lucht.” En Jezus drukte me vast tegen Zich aan en zei: “Dochter van mijn
Wil, iedere act in mijn Wil is een nieuwe Hemel, die zich uitstrekt boven het hoofd
van de ziel, de een nog mooier dan de andere. De lucht van deze hemelen is goddelijk
en brengt heiligheid, liefde, leven en kracht en bevat alle vreugden tezamen. Daarom
ervaart men een balsemachtige en zoete lucht. Mijn Wil in de Hemel is versterkend,
verfraaiend, verheugend, dringt overal door en transformeert en vergoddelijkt alles
in Zichzelf. Die is werkzaam in de ziel die deze nieuwe hemelen van mijn Wil op
aarde bezit. En terwijl Die werkzaam is, vermaakt Die zich met het uitbreiden van
nieuwe hemelen. Daarom zwoegt en werkt mijn Wil meer in de rondtrekkende ziel
dan in het hemels Jeruzalem. Daar zijn de werken van de heiligen klaar; er is niets
meer te doen voor hen. Maar hier heeft mijn Wil altijd iets te doen in de ziel waarin
Die regeert. Daarom wil Die alles voor zichzelf. En Die wil geen enkele act overlaten
aan de menselijke wil, omdat Die veel wil doen. En met iedere act die Die overlaat
aan de menselijke wil, zou er weer een hemel onontwikkeld blijven en er zou een werk
minder zijn. Ach, je weet niet wat er gebeurt in de ziel als zij mijn Wil alle vrijheid in
haar geeft en zij werkt in mijn Wil.
Stel je de zee voor waar de golven zo hevig en hoog oplaaien dat hun kracht zelfs de
vissen zo hoog opstuwen dat zij kunnen gezien worden in die golven, opgetild door de
kracht van de storm. De kracht van de storm zorgt dat ze de diepten van de zee
verlaten - hun normale thuis - en hen hoog optillen, samen met de golven. De golven
hebben hen opgezweept en de vissen waren niet in staat zulk een kracht te weerstaan.
Maar zonder de kracht van de golven en de storm zouden zij de diepten van de zee
niet weten te verlaten. Oh, als de kracht van de zee onbeperkt was... zou die al het
water uit de bedding verdrijven door de vorming van de hoogste golven en alle
vissen, opgezweept, zouden erin geraken.
Maar wat de zee niet kan, omdat haar kracht beperkt is, kan mijn Wil wel doen. Als
Die zijn acten doet in de ziel die er in werkzaam is, vormt Die daar eeuwige golven
en daarin vaagt Die alles weg. En alles wat mijn Mensheid deed, zie je in deze
golven: alle werken van mijn hemelse Moeder, van de heiligen en alles wat de
Godheid zelf deed, alles wordt in beweging gezet. Mijn Wil is meer dan de zee, mijn
werken en die van de heiligen kunnen vergeleken worden met vissen die leven in de
zee. Als mijn Wil werkt in de ziel - en ook buiten de ziel - beweegt alles in mijn Wil,
alles wordt opgetild en al mijn werken worden geordend om voor Ons de glorie,
liefde en aanbidding te herhalen. Zij gaan in processie voor Ons langs en zeggen:
“We zijn uw werken; Gij zijt groot en machtig, daarom hebt U ons zo mooi
gemaakt,” Mijn Wil sluit alle schoonheid en goedheid in. En als Die werkzaam is,
blijft er niets over, dus niets ontbreekt aan wat van Ons is, zodat onze glorie volmaakt
kan zijn. En er is niets om je over te verwonderen omdat het ons eeuwige werk is dat
ontwikkeld wordt in de ziel. Daarom kan de werkzaamheid van mijn Wil genoemd
worden de eeuwige golf die Hemel en aarde meesleept naar een enkel punt en zich
dan verspreidt over iedereen als de drager van een goddelijke Act die in zich alle
goddelijke acten bevat. Oh, hoe verheugt zich de Hemel, wanneer die de eeuwige Wil
ziet werken in de ziel, omdat de heiligen - wiens werken in de Goddelijke Wil al in de
Hemel bevestigd zijn - hun werken in die goddelijke Act zien vloeien, en zij ervaren
hoe de glorie, het geluk en de vreugde verdubbeld wordt. Daarom raad Ik je aan,
omdat je de kleine dochter van mijn verheven Wil bent, dat je elk van je acten
overbrengt in de armen van de eeuwige golven van mijn Wil. Dan kunnen Wij, als
deze golven de voet van onze troon in de Hemel bereiken, je altijd meer bevestigen
als de dochter van onze Wil en je gunsten van genade afstaan voor je broeders en
onze kinderen.”
Deel 17 - 22 februari 1925
Ik overwoog de heilige Goddelijke Wil en ik vroeg mijn lieflijke Jezus mij, vanuit
zijn goedheid, de genade te schenken om zijn Wil in alles te vervullen. Ik zei: “Gij
die mij bemint en verlangt dat uw Wil wordt gedaan, moge uw Wil mij helpen, mij
bijstaan en oproepen op ieder moment zodat niets anders leven in mij kan hebben.”
Welnu, terwijl ik bad, bewoog mijn lieve Jezus zich in mijn binnenste, drukte mij
innig tegen zich aan en zei: "Mijn dochter, hoe raken de gebeden van degene die
altijd mijn Wil tracht te doen mijn hart! Ik word de echo gewaar van mijn gebed dat
Ik op aarde deed: Al mijn gebeden werden teruggebracht tot en enkel thema, n.l. dat
de Wil van mijn Vader volmaakt vervuld wordt in Mij en in alle schepselen. De
grootste eer voor Mij en mijn hemelse Vader was dat Ik in alles zijn allerheiligste Wil
deed. Door altijd de Wil van de eeuwige te doen in alles en op ieder moment,
opende mijn Mensheid verbindingswegen tussen de menselijke wil en de goddelijke,
die schepselen hadden afgesloten door de zonde.
Je moet weten dat de Godheid, bij de schepping van de mens, verschillende
communicatiewegen vormde tussen de Schepper en het schepsel; dat waren de drie
vermogens van de ziel: intellect, het middel om mijn Wil te verstaan; het geheugen
om Die altijd te herinneren en de wil. Het midden van de eerste twee wegen vormde
de derde weg om de Wil van zijn Schepper binnen te gaan. Het intellect en het
geheugen waren de hulp, de verdediging en de kracht voor de weg van de wil, omdat
zij noch naar rechts noch naar links kunnen uitwijken. Het oog was een weg, omdat
het kon kijken naar de schoonheid en de rijkdommen die in mijn Wil zijn; het gehoor
was een weg omdat het de oproepen en harmonieën kon horen die die bevat; het
woord was een weg waarlangs die de voortdurende uitstorting van mijn woord Fiat
kon ontvangen en het goede dat mijn Fiat bevat; de handen waren wegen die, terwijl
de mens die omhoog hief bij zijn werk in mijn Wil, zijn werken verenigde met de
werken van zijn Schepper, de voeten waren wegen om de stappen van mijn Wil te
volgen; het hart, de verlangens, de genegenheden waren de wegen om zich te vullen
met de liefde van mijn Wil en erin te rusten. Zie daarom hoeveel wegen en hoeveel
paden er zijn in het schepsel om mijn Wil binnen te gaan, mits hij het wil.
Al de wegen tussen God en mens waren open; en krachtens onze Wil waren onze
goederen de zijne En dit was precies, omdat hij onze zoon was, ons beeld, werk
voortgekomen uit onze handen en uit de vurige adem van onze boezem. Maar de
menselijke wil, zonder waardering, wil geen vreugde scheppen in de rechten die we
haar gaven op onze goederen. En omdat ze onze Wil niet wilde doen, deed ze haar
eigen wil en zodoende vormde die de barrière en de muren voor al deze wegen. De
mens beperkte zich tot het ellendige kringetje van zijn eigen wil, grendelde zich af
van de Onze en zwierf rond in de ballingschap van zijn hartstochten, van zijn
zwakten, onder de donkere lucht vol bliksems en stormen.
Arme zoon, overspoeld te midden van zoveel kwaad die hij zelf verlangde. En zo is
iedere act van de menselijke wil een barrière voor de Mijne; het is een muur die een
belemmering vormt voor de eenheid van onze willen; en de verbinding van het goede
tussen Hemel en aarde blijft onderbroken.
Toen hield mijn Mensheid, vol medelijden en de mens liefhebbend met oneindige
liefde en in alles de Wil van mijn Vader doende, deze kanalen intact en open. Ik
slaagde er in de barrière, te verwijderen en de muren te slopen die de menselijke wil
had gebouwd. En zo opende Ik de wegen voor al wie in mijn Wil wil komen, om voor
hem die rechten te herstellen die Wij de mens gaven toen We hem schiepen. De
wegen zijn noodzakelijk om de route te vergemakkelijken. Het zijn middelen
waardoor de mens dikwijls zijn eigen vaderland kan bezoeken en weet hoe mooi het
is, het geluk er in te leven, het lief te hebben en ernaar te streven het in bezit te nemen
door onthecht te leven tijden zijn ballingschap hier beneden. Deze wegen in het
schepsel waren noodzakelijk om de mens dikwijls te laten opstijgen naar zijn ware
vaderland, zodat hij het zou herkennen en beminnen. En als een ziel zijn bezoekjes
brengt door zich te plaatsen op het pad van onze Wil, is het een teken dat hij
onderweg is en dat hij zijn hemels vaderland lief heeft. Dit is ook een teken voor jou.
Weet je nog hoe dikwijls je de weg naar de Hemel nam en doordrong in de hemelse
regionen en mijn Wil na afloop van je korte bezoek, je direct weer liet afdalen in je
ballingschap? En de ballingschap leek lelijk en onverdraaglijk voor je, vanwege je
liefde voor het vaderland. Deze liefde voor het vaderland en het gevoel van bitterheid
om in ballingschap te leven is een goed teken voor jou dat het vaderland van jou is.
Kijk, hetzelfde geldt voor de basisdingen van deze wereld. Als men iets bezit, weet
men de weg om het dikwijls te bezoeken en ervan te genieten en het goede tot zich te
nemen dat het bevat. En hoe meer hij het bezoekt, hoe meer hij ervan houdt en het in
zijn hart draagt. Maar als hij er daarentegen niet naar toe gaat en zijn bezit nooit
bezoekt omdat er geen weg naar toe is en het bijna onbereikbaar is en hij er nooit
over spreekt of denkt, is dat een duidelijk teken dat hij het niet liefheeft en het goede
veracht dat het bevat. En zelfs ofschoon het al zijn rijkdom uitmaakt, is hij,
vanwege zijn zieke wil, eert arme die in de uiterste ellende leeft. Daarom wilde mijn
wijsheid, na de schepping van de mens, wegen en paden vormen tussen Mij en hem:
om het hem gemakkelijker te maken contact te maken met onze gaven, zijn entree in
het hemels vaderland en zijn heiligheid.”
Deel 17 - 1 maart 1925
Ik voelde me zo verbitterd vanwege het verlies van mijn lieve Jezus. Oh, hoe weende
ik over het verleden, toen zijn lieflijke aanwezigheid mijn arme bestaan gelukkig
maakte. Zelfs te midden van het zeer wrange lijden was mijn armzalig bed een
paradijs voor mij. Ik voelde mezelf regeren samen met mijn lieflijke Jezus en vol
zelfbeheersing en in voortdurend contact met Hem, voelde ik me een koningin dicht
bij zijn zeer goddelijk Hart.
Maar nu, hoe is mijn geluk veranderd. Bovendien, iedere keer als ik Hem zoek en
Hem niet kan vinden, omgeeft de ellende me; een deel van mijn leven wordt van me
weg gegrist, omdat Jezus mijn leven is. En ik voel intenser de pijnen van mijn wrange
ballingschap. Oh, hoe waar is het, dat noch pijn noch lijden iemand ongelukkig
maakt, maar Hem niet vinden die de Welbeminde is. En ondertussen zei ik Hem:
“Wees mij barmhartig en laat me niet in de steek. Kom laat mijn zieltje herleven die
onder gaat in de bittere wateren van U te missen.”
Ik voelde hoe mijn Welbeminde, mijn goede Jezus bewoog in mijn binnenste; en
terwijl Hij zijn armen om mijn hals legde zei Hij: “Mijn dochter, mijn dochter.” Ik
zag Jezus in de diepten van licht komen; en zijn armen uitstrekkend breidde het licht
zich achter Hem uit. Maar het licht was niet volkomen vol. In dit zelfde licht zag men
een leegte. Maar het was geen duisternis; het leek alleen of het andere licht stralen
nodig had om de leegte te vullen en die stralender, intenser en sterker te maken. Toen
ik Jezus zag, voelde ik me verrijzen van de dood naar leven. En zijn woorden: “Mijn
dochter, mijn dochter” veranderde mijn ongeluk op dat zelfde moment, omdat met -
Jezus- zijn en ongelukkig zijn onmogelijk is. Hoogstens kan men bij Jezus zijn,
terwijl men de hart verscheurendste pijnen lijdt, maar men kan niet ongelukkig zijn.
Het lijkt bovendien of, als de ziel ongelukkig is, dat verdwijnt door Jezus
aanwezigheid en plaats maakt voor het geluk dat Jezus met zich meebrengt, ondanks
het lijden.” Toen vervolgde Hij: “Mijn dochter, houd moed, wees niet bang. Er is
geen duisternis in jou omdat alleen zonde duisternis is, terwijl het goede licht is. Zie
je niet dat Ik uit de diepten van het licht van je binnenste ben gekomen? Maar weet je
wat dit licht is? Het is al je innerlijke werkzaamheid. Iedere bijkomende act van jou
is weer een gloeidraad van jouw wil die vastzit aan de stroom van het eeuwige licht.
En naarmate je meer acten doet - en zo meer gloeidraad toevoegt - wordt het licht
completer, sterker, stralender. Dus het licht wat je ziet is wat je hebt gedaan en de
leegte die je in dit zelfde licht ziet, is wat je nog te doen staat. En Ik zal altijd midden
in dit licht zijn, niet alleen om ervan te genieten maar om de gloeidraad van je
menselijke wil te verbinden met de stroom van het eeuwige Licht, omdat Ik het begin
en het wezenlijke van de lichtstroom ben.
Maar weet je wat het ware licht is? Het ware licht is de waarheid. Als de waarheid
bekend is, omhelsd, geliefd en in praktijk gebracht door de ziel, wordt die het ware
licht dat de ziel omvormt in dit licht en haar ruimte geeft in en buiten de nieuwe
geboorten van licht. En deze waarheid vormt het ware leven van God in de ziel,
omdat God waarheid is en de ziel wordt verbonden met de waarheid en bezit die
inderdaad. God is licht en Hij is verbonden met het licht en voedt vanuit het licht en
de waarheid. Maar terwijl Ik de ziel voed met de waarheid en met licht, moet zij de
stroom' van haar wil open houden om de stroom van de goddelijke communicatie te
ontvangen; anders kan het gaan als met een elektrische stroom die hoewel die
voldoende potentie heeft om licht uit zenden, niet kan uitzenden vanwege
onvoldoende voorbereidingen om het te ontvangen. En afgezien van de
voorbereiding, gaat het zelfde licht niet evenveel naar iedereen, maar dat hangt af
van de lampen die ze hebben. Wie er maar één heeft, krijgt één licht, wie er tien heeft,
krijgt licht voor tien. Als de lampen meer elektrische gloeidraad bevatten, is het licht
helderder. Als die weinig gloeidraad bevat - zelfs als de lamp groter is - is het licht
zwakker, zelfs als de stroom groter is. De lampen krijgen enkel in verhouding tot de
capaciteit van ieder van hen. Er is daarom hemelse stroom nodig om het licht over te
brengen en een menselijke stroom in staat om te ontvangen. En als je op het punt
staat meer acten in mijn Wil te doen, zul je meer gloeidraad toe voegen om het licht
dat Ik in je wil insluiten, vollediger te maken.”
Deel 17 - 8 maart 1925
Ik zei bij mezelf: “Hoe graag zou ik de bewegingen van de eeuwige Wil willen
nagaan om alle acten van de verheven Wil te vinden die er uit zijn voortgekomen
voor het heil van de hele mensenfamilie, om in iedere act van zijn Wil een act van
mij te plaatsen, om die uit te wisselen met mijn liefde, met mijn dankbaarheid, Van
mij en namens al mijn broeders. Maar hoe kan ik al deze acten van de Goddelijke Wil
vinden, ik die zo klein en onbetekenend ben.”
Terwijl ik hierover nadacht met het verlangen om iedere act van de verheven Wil te
omhelzen en mijn kus, of tenminste mijn “ik heb U lief” er op te drukken, werd ik
gewaar hoe mijn goede Jezus bewoog in mijn binnenste en een licht in mijn brein zei:
“Mijn dochter, wil je alle acten van mijn Wil nagaan die er uit voortkomen voor het
heil van alle schepselen? Kom dan met mij in mijn Mensheid; Ik wil dat je dat doet.
Je moet weten dat mijn Mensheid alle wegen van de eeuwige Wil naging. En in alle
acten die gedaan werden voor het heil van al mijn broeders, plaatste Ik de mijne om
met de Goddelijke Wil zo vele acten uit te wisselen die werden gedaan voor het heil
van alle menselijke generaties.
Het was passend dat Ik deze niet meer dan logische daad deed om mijn hemelse
Vader te eren. En terwijl Ik dit deed, liet Ik een waarborg van deze acten in die zelfde
Goddelijke Wil achter, zodat die altijd mijn goddelijke Vader deze vanzelfsprekende
eer zouden schenken die schepselen Hem niet geven en om zo de eeuwige Wil te
smeken vrede te sluiten met de menselijke wil. Zelfs voor de mens geldt: de wil is de
schatkamer van al zijn gedachten - zowel goede als slechte. Die is de schatkamer van
alles. Niets wat daar is ondergebracht kan ontsnappen.
Welnu, mijn Mensheid had twee willen, de menselijke en de goddelijke. En Ik
bewaarde alles wat Ik deed in de Goddelijke Wil, niet alleen om al de acten gedaan
door de verheven Wil daar te kunnen vinden en daarmee overeen te stemmen, maar
ook om er nieuwe goddelijke acten in te vormen om een nieuwe schepping te vormen
met de volledige werkzaamheid van Wil. Ik bewaarde dit in de Goddelijke Wil om zo
deze acten volledig te handhaven, altijd nieuw en zonder toe of af te nemen, omdat
die niet onderhevig zijn aan de minste afname. Zoals bij de schepping van het
firmament, de zon, sterren en zoveel andere dingen door de Godheid waren
geschapen voor het heil van de hele menselijke familie, zo bleef het gewaarborgd in
onze verheven Wil, zodat die alles altijd zou bewaren in de staat waarin Wij die
schiepen. Zo vertrouwde Ik het hele werk van mijn Mensheid toe aan deze Goddelijke
Wil, zodat alles wat Ik deed altijd zou zijn in de act van zichzelf te geven aan de
schepselen. Mijn werk is meer dan een nieuwe Hemel, zon en sterren. Het lijkt op de
zon boven de horizon die niemand ooit zijn licht weigert en zich aan iedereen
wegschenkt. En als het menselijk oog niet heel de onmetelijkheid van zijn licht
beschouwt, dan is dat omdat de omtrek van het oog klein is. En afhankelijk van zijn
zicht kan meer licht opgevangen worden; maar de zon wil altijd zichzelf volledig
wegschenken. Zo gaat het met de nieuwe schepping van mijn acten die alle in deze
Goddelijke Wil waren en daarin ondergebracht om de mens te verlossen en in eer te
herstellen. Zij zijn in staat zich aan allen weg te schenken. En meer dan de zon, de
sterren en het firmament, strekken deze acten zich uit naar iedere persoon, zodat
iedereen het grote goed kan nemen wat zij bevatten.
Maar er is een groot verschil tussen de zon die schijnt aan de blauwe hemel en de zon
die de Hemel van mijn Mensheid bevat. Voor zover het oog probeert licht te
ontvangen, wordt bij de eerste zijn omtrek niet vergroot en die blijft altijd hetzelfde.
Omgekeerd, hoe meer het oog van de ziel probeert samen te werken, te weten, te zien
en alles lief te hebben wat mijn Mensheid deed, des te meer verwacht die meer licht te
ontvangen. Die begrijpt meer en ontvangt meer. Dus heeft die 't in haar macht rijker
of armer te zijn met meer licht en warmte, of kouder in de duisternis.
Welnu, als je de paden van de eeuwige Wil wil volgen, ga dan door de deur van mijn
Mensheid; daar zul je mijn Godheid vinden en de Goddelijke Wil zal je, als in actie,
alles tonen wat Ik deed, doe en zal doen, zowel in de Schepping als in de Verlossing
en de Heiligmaking. En je zult tevreden zijn dat je die acten kunt kussen, en met elke
act je kleine act van liefde, aanbidding en erkenning verbindt. Daar zul je al mijn
acten vinden, alle bezig aan jou te schenken. Je.zult die liefhebben en je zult de gaven
nemen van je hemelse Vader. Hij kan je geen grotere gaven schenken dan die van de
vruchten en de werking van zijn Wil; maar je zult die tot je nemen in de mate je
samenwerkt en leeft met jouw wil opgenomen in de mijne.”
Toen voelde ik me volledig in Jezus en het kwam me voor dat ik in Hem al de
werken van de Goddelijke Wil aantrof voor het heil van de schepselen. Stuk voor
stuk probeerde ik de acten van de verheven Wil te volgen, maar terwijl ik die deed
verdween alles. Maar de ijltoestand om opnieuw mijn lieve Jezus bij me te willen,
bracht me in doodangst. Dus na lang wachten voelde ik Hem achter mijn schouders
en zijn armen uitstrekkend nam Hij mijn handen in de zijne. Ik trok Hem hevig naar
me toe en met alle bitterheid van mijn ziel zei ik hem: "Jezus, U houdt niet langer van
mij." En Hij zei, heel snel zonder me de tijd te geven om iets anders te zeggen: "Wat,
mijn dochter? Je vertelt me dat Ik niet langer van je hou? Deze woorden kon je
zeggen tegen schepselen, maar niet tegen je Jezus, niet tegen Hem, wiens liefde nooit
verandert,"
En terwijl Hij dit zei keek Hij heel intens binnenin mij, alsof Hij iets wilde vinden dat
Hem hevig interesseerde. Hij keek en bleef kijken; tenslotte werd ik gewaar hoe een
andere Jezus mijn binnenste verliet, volledig gelijk aan degene buiten mij. En ik was
stomverbaasd dat ik zag hoe mijn Jezus in mij en buiten mij was. En Hij, een en al
goedheid zei: "Zeg Mij, mijn dochter, wie heeft dit mijn leven in jou gevormd? Is het
niet de liefde! Zijn het niet mijn liefdeketens die mij niet alleen in jou gevormd
hebben, maar, Mij hebben vastgeketend aan jou? En om dit leven van Mij steeds
maar te laten groeien in jou, heb Ik in jou mijn eeuwige Wil ingebracht die, omdat
Die Zichzelf één enkele wil maakt met de jouwe, ons samen voedt met hetzelfde
hemelse voedsel, zodat mijn leven één is met het jouwe. Met dat alles zeg jij dat Ik je
niet liefheb?" En ik bleef verward achter en wist niet wat te zeggen ...
Deel 17 - 15 maart 1925
Ik maakte me volledig één met de heilige Goddelijke Wil, maar terwijl ik dat deed
ervaarde ik al de Bitterheid van het gemis van mijn lieve Jezus. En hoewel ik al bijna
gewend ben aan het lijden onder zijn afwezigheid, is het altijd een nieuwe pijn, iedere
keer dat ik Hem mis. Maar het komt me voor dat Jezus, iedere keer als ik het leven
van mijn leven mis, mij een andere graad van verdriet geeft; en ik voel levendiger de
pijn van de afstand die Hij neemt. Oh, hoe waar is het dat er in Jezus altijd nieuwe
pijnen en nieuwe vreugden zijn!
Welnu, terwijl ik me overgaf aan zijn Wil, reikte mijn lieflijke Jezus vanuit mijn
binnenste een volle hand licht aan. En in zijn hand was ook de mijne die zo opging in
de zijne dat het moeilijk te onderscheiden was of er in plaats van één hand, twee
waren die één geworden waren.
En Jezus die medelijden had met mijn buitengewone bitterheid zei: "Mijn dochter,
het licht van mijn Wil zet zich samen met jouw wil om en vormt daar één enkel leven:
Het licht wordt leven; en de warmte die het licht bevat, ontledigt zich en verteert alles
wat de vereenzelviging met mijn leven kan verhinderen en maakt er één geheel van ...
Waarom maak je je zoveel zorgen? Voel je in jou niet dit leven van Mij? Het is niet
fictief maar werkelijk. Hoe dikwijls heb je mijn leven voelen werken in jou, soms
lijdend. En soms vul Ik je zo met Mij dat je genoodzaakt bent om je beweging, je
adem, je mentale vermogens te verliezen. Je natuur verliest haar leven om plaats te
maken voor de mijne? En Ik, om je opleving veilig te stellen, wordt dan gedwongen
om Mezelf in jou wat terug te trekken om je natuurlijke beweging en het gebruik van
je zintuigen te herwinnen, Maar Ik blij altijd binnen in je. En merk je niet dat telkens
als je Me ziet, je Me altijd ziet komen vanuit je binnenste. Waarom, waarom ben je
bang dat Ik je verlaat als je mijn zelfde leven in jou voelt?"
En ik: "Ach mijn Jezus, het is waar dat ik nog een leven in mij voel dat werkzaam is,
dat lijdt, dat beweegt, dat ademt, dat zich in mij uitbreidt zo veel, dat ik zelf niet weet
hoe uit te leggen wat me overkomt. Dikwijls geloof ik dat ik op het punt sta om te
sterven; maar als dat leven dat ik uit mij voel wegtrekken, terug wijkt uit mijn armen
en hoofd, begin ik weer te herleven. Maar dikwijls zie ik U niet. Ik ervaar U, maar ik
zie Uw beminnelijke aanwezigheid niet. En ik ben bang, bijna in paniek voor dat
leven dat ik in me gewaar word en ik denk: Wie kan dat zijn die mij zo beheerst, dat
ik me een vod voel onder zijn invloed? Zou dat mijn vijand kunnen zijn? En als ik me
wil verzetten tegen wat hij in mij wil doen, maakt hij zich zo sterk en indrukwekkend
dat hij me geen kans geeft ook maar één act te willen; en ik geef me onmiddellijk
gewonnen."
En Jezus: "Mijn dochter, alleen mijn Wil heeft de kracht een leven te vormen in het
schepsel. Het is duidelijk dat de ziel mij - wie weet hoe dikwijls - duidelijke bewijzen
heeft gegeven dat zij in mijn Wil wil leven en niet in de hare. Omdat iedere act van de
menselijke wil die niet in Mij is, de voltooiing van mijn leven voorkomt. En dit is het
grootste wonder dat mijn Wil weet hoe te werken: Mijn leven in het schepsel. Het
licht bereidt de plaats voor Mij; de warmte zuivert en verteert alles wat niet past bij
mijn leven en verschaft Mij de noodzakelijke elementen om mijn leven te ontwikkelen.
Laat Mij daarom zo werken dat Ik alles kan volbrengen wat mijn Wil voor jou heeft
besloten."
Deel 17 - 9 april 1925
Na vele dagen van bitterheid en gemis bracht mijn goede Jezus me buiten mezelf,
nam me in zijn armen en zette me op zijn knieën. Oh hoe gelukkig voelde ik me bij
jezus op schoot na zo veel gemis en bitterheid! Maar ik voelde me zo bedeesd, zonder
de wil iets te verlangen ofte zeggen; ik had ook niet het gebruikelijke vertrouwen dat
ik had met Jezus als Hij bij me was. Intussen drukte Jezus me zo vast tegen Zich aan,
zo hevig dat het pijn deed. En Hij legde zijn hand op mijn mond en benam me bijna
de adem en kuste me. En ik deed niets, reageerde helemaal niet. Ik had geen
verlangen om iets te doen omdat Hem missen mij had verlamd en me levenloos had
achtergelaten. Ik liet Hem doen wat Hij wilde; ik stribbelde in niets tegen. Zelfs als
Hij me had willen laten sterven, zou ik niet hebben geweigerd. En omdat Jezus wilde
dat ik iets zei, sprak Hij tot mij: "Mijn dochtertje, spreek tenminste tegen Me. Wil je
dat jouw Jezus je totaal vastbindt?" En ik: "Doe wat U wilt". En Hij nam een draad,
deed die rondom mijn hoofd, langs mijn ogen, oren, mond en nek, kortom, overal
langs, zelfs rond mijn voeten. En toen keek Hij me aan met een doordringende blik:
"Hoe mooi is mijn dochtertje, volledig door Mij vastgebonden! Nu zal Ikje meer
beminnen omdat de draad van mijn Wil het mogelijk heeft gemaakt niets te doen
zonder jouw hele leven te bepalen. En dit heeft je zo begenadigd dat het jou in mijn
ogen heel bijzonder en mooi maakt, omdat mijn Wil dit vermogen en de kracht heeft
om de ziel zo'n zeldzame schoonheid te schenken, zo kostbaar dat niets anders die
schoonheid kan evenaren. Die is zo aantrekkelijk dat die mijn oog boeit en de ogen
van iedereen zodat die naar haar kijken en haar beminnen. "
En na dit gezegd te hebben voelde ik me getroost en gesterkt, ja, maar erg verbitterd
bij de gedachte dat als Hij terug zou komen ik Hem geen woord gezegd had over
mijn moeilijke toestand. En zo verenigde ik me met zijn Wil. En mijn beminnelijke
Jezus kwam uit mijn binnenste en vormde rondom mij een wolk van licht. Toen
steunde Jezus met zijn armen op die wolk en keek naar de hele wereld. En de hele
mensheid manifesteerde zich voor zijn zeer zuivere blik en oh, hoeveel beledigingen
vanuit alle menselijke geledingen verwondden mijn zoete Jezus! Hoeveel gekonkel.
Hoeveel misleiding en leugens. Hoeveel complotten voor revoluties werden
voorbereid met onverwachte gebeurtenissen. En dit alles trok de kastijdingen van
God naar de aarde, zodat hele steden werden verwoest.
Mijn lieve Jezus, steunend op die wolk van licht, bewoog zijn hoofd en was
verbitterd, zelfs tot in de intenste schuilhoeken van zijn Hart en zich naar mij
toewendend zei Hij: "Mijn dochter, kijk naar de toestand van de wereld! Het is zo
ernstig dat Ik er alleen naar kan kijken door deze wolk van licht. En als Ik buiten
deze wolk wil kijken, zou Ik haar grotendeels vernietigen. Maar weet je wat deze wolk
van licht is? Het is mijn Wil in jou werkzaam en de acten die jij er in gedaan hebt.
Hoe meer acten jij erin doet, des te groter wordt deze wolk van licht die dient als
steun voor Mij en Mij doet kijken met die liefde waarmee mijn Wil de mens schiep.
Dit verrukt mijn ogen vol liefde en het stelt voor Mij tegenwoordig alles wat Ik deed
uit liefde voor de mensheid en het doet in mijn hart een medelijdende Wil geboren
worden. En tenslotte krijg Ik medelijden met hen die Ik zo liefheb.
En deze wolk van licht is zo schitterend nuttig voor jou. Die verschaft licht aan je
hele wezen. Die omgeeft je en maakt van jou een vreemde op aarde. Het staat niet toe
dat welk plezier ook in personen of gehechtheden bij je binnen komt, zelfs
onschuldige niet. Het brengt je een zoete verrukking voor je ogen en je ziet dingen
volgens de waarheid zoals je Jezus die ziet. Als die je zwak ziet, zal deze je omhelzen
en je kracht schenken. Als die je niet actief ziet, zal deze wolk je omhelzen en je
kracht schenken, Als die je aantreft zonder actie, komt die binnen en stelt je in staat
te handelen. Bovendien buitengewoon jaloers op dit licht, is die de schildwacht zodat
je niets zonder hem doet en hij doet niets zonder jou. Dus mijn dochter, waarom treur
je zo? Laat mijn Wil in jou geschieden en sta niet toe dat er ook maar één act van
leven in jouw wil niet in Mij wordt gedaan, als je tenminste wil dat Ik in jou mijn
grootste plannen realiseer.”
Deel 17 - 23 april 1925
Ik verenigde me zoals gewoonlijk met de heilige Goddelijke Wil; en mijn Jezus die
zich bewoog in mijn binnenste zei: "Mijn dochter, kom in de onmetelijkheid van mijn
Wil. Alleen de Hemel èn mijn schepping wachten vol verlangen op de pelgrim die in
de zelfde Wil leeft waarin zij hun totale glorie geluk en volmaakte schoonheid vinden.
Zij verlangen naar de uitwisseling van hun kus met deze ziel om de glorie, het geluk
en de schoonheid te delen die zij bezitten, zodat nog een schepsel kan worden
toegevoegd aan hun getal en Mij volmaakte glorie gebracht zal worden in zoverre
een schepsel die kan schenken; en zij zullen op aarde de liefde zien waarmee Ik haar
schiep, omdat er op aarde een ziel bestaat die leeft en werkt in de Goddelijke Wil. De
Hemel die weet dat niets Mij meer verheerlijkt dan een ziel die leeft in mijn Wil,
verlangt dat mijn Wil leeft in zielen op aarde. Dus iedere act die het schepsel doet in
mijn Wil is een kus aan Hem gegeven en van Hem ontvangen die haar schiep èn van
alle heiligen. Weet je wat deze kus is? Het is de omvorming van de ziel in haar
Schepper; het is het bezit van God in de ziel en de ziel in God, het is de groei van
goddelijk leven in de ziel; het is de harmonie van de hele Hemel en het recht van
suprematie over alle geschapen dingen. De ziel, gezuiverd door mijn Wil vanuit die
almachtige adem die door Ons, haar God, is ingestort. voelt niet langer de walging
van de menselijke wil en daarom blijft God in haar ademen met zijn almachtige
adem, zodat zij groeit met die Wil waarmee zij werd geschapen. Omgekeerd, de ziel
die niet gezuiverd is, voelt de aantrekkingskracht van haar eigen wil en werkt daarom
tegen de Goddelijke Wil in, door haar eigen wil te doen. God kan haar niet
benaderen om zijn adem weer in te storten, omdat Hij afkeer voelt, omdat de ziel zich
niet helemaal geeft voor de praktijk en vervulling van de Goddelijke Wil. Je moet
daarom weten dat, toen God de mens schiep, Hij met zijn adem in hem zijn leven
instortte en dit leven werd gestort in zijn intelligentie en wil, om hem in relatie te
brengen met zijn Goddelijke Wil. En deze Goddelijke Wil moet als een koning zijn en
moet heersen in het binnenste van het schepsel en leven geven aan allen, om zo het
intellect het geheugen en de wil te vormen die de verheven Wil wenst te vormen. Dus
was het natuurlijk dat het oog van de ziel zou kijken naar geschapen dingen en de
orde en de Wil van God kent doorheen het universum. Het oor moest de wonderen
horen van deze eeuwige Wil; de mond voelde voortdurend hoe de adem van haar
Schepper werd ingestort om haar het leven en het heil te schenken dat zijn Wil bevat.
Met zijn woorden moest die dat eeuwig Fiat herhalen om te vertellen wat "Wil van
God" betekent. De handen moesten de uitdrukking zijn van de werken van deze
verheven Wil; de voeten moesten niets anders doen dan iedere stap van zijn Schepper
volgen. Dus als de Goddelijke Wil is gevestigd in de wil van het schepsel, heeft deze
ziel, het oog, oor, mond, handen en voeten van mijn Wil. Zij scheidt nooit van haar
oorsprong en daarom is zij altijd in mijn armen en het is eenvoudig voor haar om
mijn adem te voelen en voor Mij om die in haar in te ademen.
Welnu, dit is precies wat Ik wil van het schepsel: dat zij mijn Wil laat regeren in haar
en dat haar wil dient als onderdak voor mijn Wil, zodat de Goddelijke Wil in haar het
hemels goed kan onderbrengen wat Die bevat. Dit is wat Ik van je verlang: dat al
jouw acten, met het zegel van mijn Wil, één enkele act vormen. Ik wil dat jouw acten
in dit eeuwige begin blijven, verenigd met deze enkele act van mijn Wil die geen
veelheid kent of verandering van acten zoals in de mens, om je Schepper in jou te
kopiëren en Hem de glorie te schenken en de tevredenheid dat zijn Wil wordt gedaan
in jou zoals in de Hemel. "
Deel 17 - 26 april 1925
Ik overwoog bepaalde dingen over de Wil van God die Jezus had gezegd en dat
gepubliceerd was. Dus waren die verspreid onder wie die wilden lezen. Ik schaamde
me zo dat het een onbeschrijflijk verdriet veroorzaakte en ik zei: “Mijn geliefde Heil,
hoe kunt U dit toelaten? Onze geheimen die ik heb opgeschreven uit gehoorzaamheid
en alleen uit liefde voor U, worden al gelezen door anderen. En als ze doorgaan
andere dingen te publiceren, zal ik sterven van schaamte en verdriet. En nog sterker,
om mijn wrange offer te compenseren, laat U me achter met zulk een verdriet! Ach,
als U bij me geweest was, zou U medelijden gehad hebben met mijn pijn en me de
kracht hebben gegeven zoveel schaamte en verdriet te verdragen.”
En terwijl ik hierover nadacht, verliet mijn lieve Jezus mijn binnenste en ze, terwijl
hij één hand op mijn voorhoofd legde en de ander op mijn mond, alsof Hij de vele
kwellende gedachten die bij me opkwamen wilde stoppen: “Wees rustig, wees rustig.
Ga niet verder. Dit zijn niet jouw zaken, maar de mijne. Het is mijn Wil die zijn gang
wil gaan om bekend te worden. En mijn Wil is meer dan de zon; en veel is nodig om
het licht van de zon te blokkeren; inderdaad, het is totaal onmogelijk. En als zij het
blokkeren aan één kant, omzeilt die het obstakel dat zij ervoor zetten en stroomt naar
de ander kant en vervolgt majesteitelijk zijn weg en laat degenen die zijn baan wilden
belemmeren verward achter, omdat zij zagen hoe het naar alle kanten ontsnapte
zonder het te kunnen vangen. Men kan een kaars of lamp afschermen maar de zon
nooit. Mijn Wil is meer dan de zon. En als je die zou willen tegenhouden, zou je
ontdekken dat het onmogelijk is. Wees daarom rustig, mijn dochter, en laat de
eeuwige zon van mijn Wil zijn gang gaan, zelfs door middel van de geschriften,
van het drukwerk van je woorden en je gedrag. Laat die elk obstakel, elk hindernis
overwinnen, en als stralend licht over de hele wereld trekken. Ik verlang ernaar; Ik
wil het.
Bovendien wat is er werkelijk vrijgegeven wat betreft de waarheden van mijn Wil? Je
zou kunnen zeggen nauwelijks een paar atomen van zijn leven. En zelfs ofschoon het
maar een paar atomen zijn, als je eens wist wat voor goeds ze doen! Wat zal het zijn,
wanneer al de waarheden die Ik je heb geopenbaard over mijn Wil worden verzameld
- de vruchtbaarheid van dat leven, het heil dat het inhoudt, de oneindige uitdijing van
de verdiensten die zich vermenigvuldigen en al het overige. Wanneer alles is
verzameld, zal dat niet een paar atomen vormen of de opgaande zon, maar de zon
op zijn hoogtepunt. Waar zal het op lijken? Wat een heil zal deze eeuwige zon te
midden van de schepselen teweeg brengen. En jij en Ik, hoe tevreden zullen we zijn
als we zien dat mijn Wil bekend en bemind is en voldoening geeft. Laat Me daarom
voortgaan met mijn werk. Overigens is het niet waar dat Ik je heb verlaten. Hoe komt
het dat je Me innerlijk niet gewaar wordt? Hoor je niet de echo van mijn gebed in je
binnenste, dat Ik iedereen en alles omhels zonder dat iemand ontkomt, omdat alle
dingen en alle generaties voor Mij zijn als één enkel punt? Ik bid voor iedereen, Ik
heb lief, Ik aanbid en Ik geef eerherstel aan mijn Vader. En word jij; als je mijn
gebed nazegt, gewaar dat iedereen en alles insluit en herhaalt wat Ik doe? Denk je
dat jij dat doet of dat je het vermogen ervoor hebt? Ach, welnee! Ik ben het die in jou
is. Het is mijn Wil die jou iedereen en alles laat nemen, als in je hand en die zijn gang
gaat in je ziel. En wil je dan iets tegengesteld aan mijn Wil. Waarom ben je dan bang
dat Ikje zou verlaten? Weet je niet dat het meest zekere dat Ik in je leef, is, dat mijn
Wil de ereplaats heeft in jou en dat Die jou beheerst en met jou doet wat Ik wil? Ik en
mijn Wil zijn niet te scheiden en mijn Wil maakt onafscheidelijk van Mij al degenen
die zich er door laten beheersen."
Deel 17 - 1 mei 1925
Ik overwoog de vele dingen die mijn geliefde Jezus me vertelde over zijn
allerheiligste Wil. En er kwam twijfel bij me op over de noodzaak om alles te zeggen.
Maar Jezus wilde uit liefde mijn twijfels wegnemen en maakt mij de missie bekend
die Hij geeft aan degene die zijn Goddelijke Wil bekend moet maken. Tot mijn grote
verbazing en verwarring heeft Hij mij gekozen - de meest ellendige. Verder gaand
met zijn heilige instructies hierover zei Hij me: "Mijn dochter, iedere zending brengt
de verantwoordelijkheid met zich mee om die zending te realiseren. Daarom moet
die vervuld worden zonder iets terzake weg te laten. Daarom heeft iedere missie,
bestemd voor het heil van anderen gaven, genaden, rijkdommen en voorrechten, alle
bijzonderheden die nuttig zijn voor de vervulling.
De missie die mijn Mensheid had van mijn Godheid, was de redding van de zielen en
de taak van Verlosser, dat betekent, zielen verlossen van de slavernij van de zonde en
de eeuwige dood. Om deze taak te vervullen, werden hun zielen, hun pijnen en hun
genoegdoening aan Mij toevertrouwd. Dus sloot Ik alles voor iedereen in. En als mijn
Mensheid achteloos was geweest bij het insluiten in zichzelf van een enkele ziel, een
enkele pijn, een enkele genoegdoening, zou de taak van Verlosser niet compleet zijn
geweest; daarom zou Ik niet alle genaden, 't goede en het licht dat ieder ziel nodig
had, in Mij hebben ingesloten. En ofschoon niet alle zielen worden gered, toch deed
Ik mijn taak en sloot het goede voor iedereen in om zeker te zijn dat alle zielen het
nodige en overvloedige genaden ontvangen voor hun redding. Dat was gepast voor
de juistheid en de eer van mijn taak als Verlosser.
Kijk naar de zon aan je horizon: die bevat zo veel licht dat die licht kan geven aan
iedereen; en zelfs ofschoon niet iedereen wil genieten van zijn licht, bezit de zon,
vanwege zijn unieke taak, in zichzelf datzelfde licht dat de schepselen willen
weigeren. En dit gebeurt in de zon, omdat die door God werd geschapen als een
unieke vriend die de aarde moet verwarmen en haar moet omhelzen met zijn licht.
Ieder geschapen wezen heeft een taak te vervullen en die taak is uniek, die zit vast
aan dat wezen, aan dat schepsel. En het is een eerste vereiste voor ieder die een taak
wil volbrengen dat hij de noodzakelijke kwaliteiten bezit voor de missie waarvoor hij
werd geschapen en die hij anderen onophoudelijk schenkt, zelfs tot het laatste atoom.
Hoeveel meer werd van Mij geëist die de nieuwe zon van de zielen moest zijn, die
licht moest geven met mijn Licht en alles en iedereen moest omhelzen om hen naar de
verheven majesteit te leiden. Ik werd geroepen om aan deze verheven majesteit een
act aan te bieden die alle acten bevat om over de hele mensheid het overvloedige
Licht van mijn Godheid te storten om hen in veiligheid te brengen.
Naast Mij is er mijn hemelse Moeder die de unieke zending had om de Moeder van de
Zoon van God te zijn en de taak van Medeverlosseres van het menselijk ras. Zij werd
verrijkt met zo veel genaden voor de zending van haar goddelijk moederschap dat al
de aardse en hemelse schepselen samen Haar nooit konden evenaren. Maar dat was
niet voldoende om het Woord aan te trekken naar haar moederlijke schoot. Het was
noodzakelijk dat mijn Moeder al deze afgronden van genade en gaven zou ledigen,
alle schepselen zou omhelzen, beminnen, herstellen, de verheven Majesteit zou
aanbidden namens iedereen en alles bij uitstek zou doen wat de menselijke generaties
hadden moeten doen voor God. Daarom had Zij in haar maagdelijke hart een
onuitputtelijke geneigdheid naar God en naar alle schepselen. En toen de Godheid in
deze Maagd de vergoeding van liefde voor allen vond, voelde Die zich aangetrokken
en de ontvangenis werd vervuld, dat is de menswording van het Woord. En terwijl Ze
Mij ontving, aanvaardde Ze de taak van Medeverlosseres en nam deel en omhelsde
samen met Mij al de pijn, voldoening, eerherstel en moederlijke liefde voor iedereen.
Dus in het hart van mijn Moeder was er een vezel van moederlijke liefde naar ieder
schepsel. Daarom verklaarde Ik in geest en waarheid op het kruis dat Zij de Moeder
van iedereen was. Zij was met Mij in liefde, in pijn, in alles. Zij liet Mij nooit alleen.
En als de eeuwige Haar niet had gevuld met zo veel genade dat Hij van Haar alleen
de liefde van iedereen kon ontvangen, zou Hij nooit zijn neergedaald vanuit de
'Hemel om op aarde te komen en het menselijk ras te verlossen. Daarom was het
passend en noodzakelijk dat Zij, vanwege haar zending als Moeder van God,
iedereen moest omhelzen en overtreffen.
Als een taak exclusief is, heeft dat als gevolg dat niets mag ontgaan aan degene die
de zending heeft. Zij moet alles overzien om het goede te schenken wat zij bezit; Zij
moet zijn als de zon die iedereen licht geeft. Zo was het met Mij en mijn hemelse
Moeder.
Welnu, jouw zending om de eeuwige Wil bekend te maken is verweven met de Mijne
en met die van mijn lieve Moeder. En omdat die moest dienen voor het heil van
iedereen, was het nodig om deze eeuwige zon van mijn Wil te centraliseren in een
schepsel. Op deze wijze moest deze zon als een unieke zending, zijn stralen kunnen
laten uitdijen vanuit het schepsel zodat iedereen kon delen in het heil van zijn licht.
Daarom was het nodig dat Ik, vanwege de waardigheid en de liefde van mijn Wil, in
jou zo veel genaden, licht, liefde en kennis ervan moest uitstorten als voorlopers en
voorbereidingen, geschikt als woning voor de zon van mijn Wil. Bovendien moet je
weten dat, terwijl mijn Mensheid alle zielen ontving vanwege de taak van Verlosser,
zo ook moeten in jou, vanwege de zending en taak die jij hebt om mijn Wil bekend te
maken en te laten regeren, alle schepselen worden ontvangen in jouw wil, terwijl jij
je acten voor iedereen in mijn Wil gaat doen. En als jij jouw adem gaat herhalen en
de mijne, vorm je zo veel slokjes leven van de Goddelijke Wil om alle schepselen te
voeden die krachtens mijn Wil a.h.w. ontvangen blijven in de jouwe. Word je niet
gewaar hoe je iedereen omhelst in mijn Wil van het eerste tot het laatste schepsel dat
op aarde bestaat en hoe je, namens iedereen, de verheven Wil voldoening wil geven,
lief hebben en behagen om Die aan allen te geven om ieder obstakel te verwijderen
dat zijn heerschappij in schepselen belemmert om Die bekend te maken aan allen en
jezelf aan te bieden voor de heiliging van iedereen aan deze verheven Wil die zo veel
verlangt om Zichzelf bekend te maken en te heersen te midden de menselijke
generaties. Mijn Wil wordt zelfs verguisd en beledigd door de boosaardigen en zelfs
gelijkwaardig gemaakt aan de andere vermogens door degenen die goed zijn, alsof
Die een lichtje was voor de mensen - zoals het geval is als de vermogens ermee
worden vergeleken - en niet als een eeuwige Zon, wat mijn Wil is! De zending van
mijn Wil is de grootste die er kan bestaan. Er is niets goeds wat er niet uit ontstaat;
er is geen glorie die er niet vandaan komt; Die is het centrum van alles: onze
innerlijke werkzaamheid en die er uit ontstaan is: de schepping van de engelen, de
wereld, de mensen, al de vermogens, al de verdiensten, al de voorbeschikking, al het
heil, al de glorie van de uitverkorenen, al de mysteries van oneindige liefde nog
onbekend bij de mensen, het huidige moment, verleden en toekomst, alles in één act
en in actie, en in één enkel punt.
Wees daarom aandachtig; wil geen tijd verliezen met twijfels en onzekerheden. Alles
wat Ik je gezegd heb over deze zending van mijn Wil was nodig, niet voor jou, maar
voor de eer, glorie kennis en heiligheid van mijn Wil en zijn heerschappij in de
schepselen. En omdat mijn Wil één is, moet er maar één zijn aan wie Ik Die moet
toevertrouwen en door middel van haar laat Ik zijn stralen schijnen voor het heil van
iedereen. "
Deel 17 - 4 mei 1925
Na ´t bovenstaande opgeschreven te hebben begon ik mijn gekruisigde Jezus te
aanbidden, me totaal verenigend met zijn allerheiligste Wil. Toen verliet mijn
geliefde Jezus mijn binnenste, bracht zijn heilige Wil dicht bij mij en zei met algehele
tederheid: "Mijn dochter, heb je alles opgeschreven over de zending van mijn Wil?"
En ik: “Ja, ja, ik heb alles opgeschreven.” En Hij weer: “En als Ik je nu zeg dat je
niet alles opgeschreven hebt? Nog belangrijker, je liet het meest wezenlijke deel weg.
Begin daarom opnieuw en vul aan: De zending van mijn wil zal de allerheiligste
Drie-eenheid op de aarde weerspiegelen. En zoals er in de Hemel de Vader, Zoon en
H Geest zijn, onafscheidelijk en toch onderscheiden van elkaar, die heel de
schoonheid van de Hemel vormen, zo zullen er ook op aarde drie personen zijn die
voor hun zending onderling onderscheiden zijn en onafscheidelijk: - De Maagd met
haar moederschap, die het vaderschap van de hemelse Vader weerspiegelt en zijn
macht insluit om de zending te vervullen van Moeder van het eeuwig Woord en
Medeverlosseres van het menselijk ras; mijn Mensheid, voor de zending van
Verlosser, besloten in de Godheid van het Woord, zonder ooit Zichzelf los te maken
van de Vader en de H Geest, mijn hemelse Wijsheid openbarend, en de band die Mij
onafscheidelijk maakt van mijn Moeder; en jij voor de zending van mijn Wil. In jou
zal de H Geest zijn liefde doen overstromen en Hij manifesteert voor jou de
geheimen, de wonderen van mijn Wil, het heil dat Die bevat en maakt degenen
gelukkig die willen weten hoeveel heil deze verheven Wil bevat en wie Die wil
liefhebben en Die in hen laat heersen. Zij zullen hun zielen aanbieden opdat Die hun
eigen harten zal bewonen en zijn leven in hen vormen. En de band van
onafscheidelijkheid tussen jou, de Moeder en het eeuwig Woord zal blijven.
Deze drie zendingen zijn onderscheiden en onafscheidelijk. Met buitengewoon lijden
hebben de eerste twee de genade voorbereid, het licht, het werk en alles voor de
derde zending - de zending van mijn Wil - om die 'beide er in te verenigen om rust te
vinden, omdat alleen mijn Wil hemelse rust is.
Deze twee zendingen worden gesymboliseerd door de zon, die Ik, toen Ik die schiep,
zoveel licht en warmte gaf dat alle menselijke generaties er overvloedig van konden
genieten. Ik hield er ook geen rekening mee dat bij het begin van de schepping alleen
Adam en Eva op aarde waren. Ik had in de zon alleen voldoende licht kunnen leggen
voor deze twee en dan het aan kunnen passen aan de menselijke generaties.
Nee, nee, Ik schiep de zon vol licht, zoals die nog steeds is en zal zijn. Afijn werken
zijn, vanwege de waardigheid en de eer van onze macht, wijsheid en liefde, altijd tot
stand gebracht met de volheid van al het goede dat ze bevatten. Zij zijn niet
onderhevig aan toe- of afname. Dit deed Ik met de zon: Ik concentreerde daarin al
het licht dat nodig zal zijn tot de laatst mens. Maar hoe veel heil heeft de zon niet
geschonken aan de aarde? Hoeveel glorie heeft die de Schepper niet gegeven met
zijn zwijgend licht? Ik kan zeggen dat de zon Mij meer verheerlijkt en Mij bekend
maakt met zijn zwijgzame taal en het onmetelijk heil dat die de aarde geeft dan al de
andere dingen samen. En dat is omdat die vol licht is en zijn baan stabiel is. Als Ik
naar de zon keek met zo veel licht - licht waarvan alleen Adam en Eva genoten - keek
Ik ook naar alle levende schepselen. En toen Ik zag dat dit licht iedereen zou dienen,
jubelde heel mijn vaderlijke goedheid van vreugde en bleef verheerlijkt in mijn
werken. En dit deed Ik ook met mijn lieve Moeder: Ik vulde Haar met zoveel
genade dat Zij iedereen genade kan schenken zonder dat die uitgeput zou raken. Ik
deed hetzelfde met mijn Mensheid: Er is niets goeds dat Die niet bevat en omdat het
de zelfde Godheid is, kan Die zichzelf geven aan wie Die maar wil. Ik heb dit ook
gedaan met jou: Ik heb in jou mijn Wil ingesloten en daarmee heb Ik mijn eigen Zelf
ingesloten; Ik heb in jou de kennis ervan ingesloten, de geheimen, het licht; Ik heb je
ziel tot 't uiterste gevuld, zo overvloedig dat wat je noteert slechts een klein beetje is
van wat je bevat van mijn Wil. En ofschoon het nu alleen jou ten goede komt, en
wat druppels licht voor een paar andere zielen, ben Ik tevreden, omdat het, licht
zijnde, zelf zijn eigen weg zal gaan, meer dan een tweede zon, om de menselijke
generaties te verlichten en om onze werken tot vervulling te brengen; dat onze Wil
bekend en geliefd zal zijn en zal heersen als leven in het schepsel. Dit was het doel
van de Schepping. Dit was het begin en dit zal het midden en het einde zijn.
Wees daarom aandachtig omdat het een kwestie is van die eeuwige Wil, die met zo
veel liefde wil Leven om schepselen in veiligheid te brengen; maar Die wil bekend
zijn en niet verder gaan als een vreemde; Die wil zijn goede gaven schenken en
Zichzelf, tot leven van iedereen. Die wil zijn rechten, zijn ereplaats. Die wil de
menselijke wil terzijde stellen, Zijn enige vijand en ook de enige vijand van de mens.
De zending van mijn Wil was het doel van de schepping van de mens. Mijn Godheid
ging zeker niet uit de Hemel van zijn troon, maar mijn Wil ging er niet alleen vanuit,
maar daalde af in alle geschapen dingen en vormde daar hun leven. En terwijl alle
dingen Mij herkenden en Ik in hen leefde met majesteit en waardigheid, joeg alleen
de mens Mij weg. Maar Ik wil hem overwinnen en hem overhalen. Daarom is mijn
zending niet beëindigd En dus heb Ik jou geroepen en jou mijn zelfde zending
toevertrouwd, zodat jij hem die Mij wegjoeg, brengt in de boezem van mijn Wil, zodat
allen naar Mij mogen terugkeren in mijn Wil. Verwonder je er daarom niet over
hoeveel grootse en verrassende dingen Ik je kan zeggen over deze zending, hoeveel
genaden je die kan geven, omdat dit geen kwestie is van een heilige te vormen. Nee,
het gaat over een Goddelijke Wil in veiligheid te brengen, waardoor alles terug moet
naar het begin, naar de oorsprong waar alles vandaan kwam, zodat de
onontkoombaarheid van mijn Wil zijn volledige vervulling krijgt.”
Deel 17 -10 mei 1925
Ik schrijf alleen om te gehoorzamen en ik combineer dingen uit het verleden en het
heden. Verschillende keren zei ik in mijn geschriften: “Ik verenigde me met het
heilige Goddelijke Willen” en ik leg niet meer uit. Verplicht door gehoorzaamheid ga
ik nu zeggen wat me overkomt in deze vereniging met het Goddelijke Willen.
Als ik mezelf met Hem verenig ontstaat er in mijn geest een onmetelijke ruimte van
volkomen licht. In dit licht kun je geen grenzen zien van hoogte of diepte, links of
rechts, voor of achter. Midden in deze onmetelijkheid op het allerhoogste punt lijkt
het of ik de Godheid zie, de Drie Goddelijke Personen die me opwachten; maar dit is
altijd in de geest. En ik weet niet hoe, maar een klein kindje komt uit mij tevoorschijn
en dat ben ik zelf; misschien is het mijn zieltje. Maar het is aandoenlijk om te zien
hoe dit kleine kind op weg gaat in deze onmetelijke ruimte, helemaal alleen, hoe het
bedeesd op haar tenen loopt met haar blik voortdurend gericht op waar het de Drie
Goddelijke Personen ziet, omdat het bang is dat het niet weet waar het uitkomt als het
naar beneden kijkt in die onmetelijke ruimte. Al haar kracht zit in haar vaste blik naar
boven die, beantwoord door de blik van de Allerhoogste, sterkte geeft voor de reis.
Als het kleintje nu voor Hem staat, dan buigt zij, met haar blik gericht op de ruimte
om de Goddelijke Majesteit te aanbidden. Maar één hand van de Goddelijke Persoon
richt het kleine meisje op en Zij zeggen tot haar: "Laat Onze dochter, de kleine
dochter van onze Wil, in onze armen komen."
En als ze dit hoort wordt ze blij en stemt de Drie Goddelijke Personen vreugdevol,
die behagen scheppen in haar, in afwachting van het volbrengen van haar opdracht
die Ze haar hebben toevertrouwd. En met de bevalligheid eigen aan een klein meisje
zegt ze: "Ik kom U aanbidden, U zegenen en U danken namens iedereen. Ik kom om
iedere menselijke wil van alle generaties vast te binden aan Uw Troon, van de eerste
tot de laatste mens, zodat allen Uw Allerhoogste Wil erkennen, zelfs de verloren
zielen. Ik ben gekomen opdat de zaligen er zich oneindig over mogen verheugen,
opdat zowel huidige als toekomstige schepselen die Wil zonder enige uitzondering in
hun zielen zullen aanbidden, beminnen en leven geven."
Dan voegt zij er aan toe: "O allerhoogste Majesteit, alle schepselen zijn in deze
onmetelijke ruimte. Ik wil ze allen plaatsen in Uw Allerheiligste Wil, zodat allen
mogen terugkeren naar hun oorsprong, dat is naar uw Wil. Daarom kom ik in Uw
vaderlijke armen om al Uw kinderen, mijn broeders, bij U te brengen en hen allen te
binden aan uw Wil. En namens iedereen en voor iedereen wil ik eerherstel en U de
eer en de glorie geven, alsof iedereen Uw Allerheiligste Wil had gedaan. Maar
oh, ik smeek U dat er niet langer scheiding zal zijn tussen de Goddelijke Wil en de
menselijke! Het is een klein meiske dat U dit vraagt en ik weet dat U mets kunt
weigeren aan de kleinen". Maar wie kan alles verwoorden wat ik deed en zei? Het
zou te lang duren. Bovendien ontbreken me de woorden voor wat ik zei tot de
Allerhoogste. Het lijkt me dat men hier in deze laag-bij-de-grondse wereld de taal
van die onmetelijkheid niet kan gebruiken.
Op andere ogenblikken, wanneer ik me ook verenig met het Goddelijk Willen en die
onmetelijke ruimte in mijn geest aanwezig is, beweeg ik me doorheen alle geschapen
dingen en druk ik mijn "ik heb U lief” op de Allerhoogste Majesteit, alsof ik de hele
atmosfeer zou willen vullen met zo vele “ik bemin U's" om de Allerhoogste Liefde
wederliefde te geven als antwoord op zoveel liefde voor de schepselen. Ik beweeg me
inderdaad doorheen iedere gedachte van het schepsel en druk mijn “ik heb U lief”
heb U lief' op iedere blik. Ik druk daar mijn “ik heb U lief” op iedere stem en op ieder
woord. Verder bezegel ik iedere hartslag, werk, gedachte en voetstap met mijn "ik
bemin U" en ik overstelp ze met mijn “ik heb U lief” gericht op God. Afdalend naar
de diepte van de zee en de bodem van de oceaan, waar vissen wegschieten, wil ik
iedere druppel water vullen met mijn "ik hou van U"
En als ze haar “ik heb U lief” overal heeft geplant, plaatst het kleine meisje zich voor
de Goddelijke Majesteit en alsof ze Hem en prettige verrassing wil, bezorgen zegt ze:
"Mijn Schepper en mijn Vader, mijn Jezus en mijn eeuwige Liefde, kijk naar alles en
luister hoe alle schepselen U hun liefde verklaren. Overal is er een “ik heb U lief”
voor U; Hemel en aarde zijn er vol van. En wilt Ge daarom nu niet aan Uw kleintje
toestaan, dat uw Wil afdaalt te midden van de schepselen, dat Die Zichzelf bekend
maakt, dat er vrede heerst met de menselijke wil en dat onder Zijn terechte
heerschappij en vanaf Zijn· ereplaats geen schepsel meer zijn eigen wil doet, maar
altijd de Uwe?"
Op andere momenten wil ik, als ik mij verenig met de Goddelijke Wil, treuren om al
de beledigingen die mijn God zijn aangedaan. En als ik mijn ronden doe in die
onmetelijke ruimte op zoek naar de smart van Jezus over alle zonden, maak ik die tot
de mijne. Ik ga overal rond, op de meest verborgen en geheime plaatsen, op openbare
plaatsen, in zondige acten om te treuren om al de beledigingen. En voor iedere zonde
heb ik het gevoel dat de smart van alle schuld in mij bij elkaar komt en dat ik in ieder
deel van de schepping uitroep: "Vergiffenis, vergiffenis!" Er is geen belediging van
God, zelfs niet de geringste, waarom ik niet treur en vergeving vraag. Opdat iedereen
hoort hoe ik smeek om vergeving voor alle zonden, laat ik het opnemen in het rollen
van de donder, zodat de smart om de belediging van mijn God zou mee donderen in
ieder hart. Ik vermeng mijn verdriet en berouw met het gieren van de wind die aan
allen toeroept: heb berouw en vraag om vergeving; in het rinkelen van de bellen:
verdriet en vergeving. Kortom, ik doe dit met alles.Dan breng ik voor mijn God het
verdriet van allen en smeek om vergeving voor iedereen en ik zeg: "Grote God, laat
uw Wil neerdalen op aarde, zodat de zonde geen ruimte meer heeft. Het is alleen
de menselijke wil die zoveel overtredingen veroorzaakt dat zij de hele aarde met
zonden overspoelen. Uw Wil zal al het kwaad vernietigen. Daarom smeek ik U, de
kleine dochter van uw Wil, tevreden te stellen die niets anders wil dan dat uw Wil
bekend en bemind wordt en in alle harten zal regeren."
Ik herinner me dat ik me op een dag verenigde met het heilige Goddelijke Willen en
ik keek hoe de regen uit de hemel neerstortte en ik had er plezier in het water op de
aarde te zien vallen. Mijn lieve Jezus, in beweging in mijn binnenste, zei me met
liefde en onuitsprekelijke tederheid: "Mijn dochter, Mijn Wil is in deze druppels
water die je uit de hemel ziet vallen. Mijn Wil stroomt snel samen met het water om
de dorst van schepselen te lessen, om door te stromen naar de menselijke
ingewanden, naar de aderen om ze op te frissen en het leven van de schepselen te
worden en om de mens mijn kus, mijn liefde te geven. Het bevloeit de aarde om ze
vruchtbaar te maken en voedsel voor de mens voort te brengen en het voorziet in veel
andere behoeften die hij heeft. Mijn Wil wil leven in alle geschapen dingen om
Hemels en aards leven te schenken aan alle schepselen. Maar terwijl Die komt vol
vreugde en liefde voor iedereen, wordt Die niet naar behoren beantwoord en
lijdt gebrek vanwege de schepselen. Mijn dochter, jouw wil verenigd met de Mijne
stroomt zelfs in dat water dat uit de hemel valt. Die stroomt samen met Mijn Wil.
Laat Mijn Wil niet alleen, maar schenk de uitwisseling van jouw liefde en je
dankbaarheid namens iedereen. "
Maar terwijl Hij dat zei, bleven mijn ogen als betoverd. Ik kon mijn ogen niet
afhouden van de regen die neerviel. Mijn wil stroomde mee; en ik zag in het water de
handen van mijn Jezus die uitzonderlijk vermenigvuldigd waren om zo met Zijn
eigen handen water te brengen naar iedereen. Wie kan zeggen wat ik voelde? Alleen
Jezus kan het zeggen omdat Hij de bewerker is. Maar wie kan de vele manieren
beschrijven waarop ik me verenig met zijn allerheiligst Willen? Voorlopig is dit
genoeg. Als Jezus wil dat ik nog eens doorga, zal Hij me de woorden en de genade
wel geven om meer te zeggen. Dan zal ik wel verder schrijven.
Behalve dit, zei ik tot mijn Jezus: "Zeg me, mijn Liefde, wat is deze ruimte die ik
voor mijn geest krijg, als ik mezelf verenig met uw allerheiligste Wil? Wie is dit
kleine meisje dat uit mij tevoorschijn komt en waarom voelt zij een onweerstaanbare
kracht om naar Uw troon te gaan om haar kleine acten op de goddelijke schoot te
leggen als om de Godheid vreugdevol te stemmen?"
En mijn lieve Jezus, een en al goedheid, zei me: "Mijn dochter, de ruimte is Mijn Wil
die niet beantwoord wordt en die voor jou beschikbaar is. Die zou gevuld moeten zijn
met net zoveel acten van schepselen als zij Onze Wil wel zouden hebben vervuld.
Deze onmetelijke ruimte die je ziet stelt Onze Wil voor, die uitgaat van Onze Godheid
voor het heil van iedereen in de schepping om alles en iedereen gelukkig te maken.
En dientengevolge zouden alle schepselen deze ruimte moeten vullen met de
uitwisseling van hun acten en het schenken van hun wil aan hun Schepper. En omdat
zij dit niet hebben' gedaan, hebben zij Ons bedroefd met de ernstigste belediging die
denkbaar is. Daarom hebben Wij jou geroepen voor deze bijzondere zending, zodat
We antwoord krijgen en vervuld worden met wat de anderen Ons schuldig zijn. En
daarom hebben We jou eerst voorbereid met een lange reeks genaden en toen
vroegen We je of je je leven wilde leven in Onze Wil. Jij aanvaardde dit met een
vastberaden en onherroepelijk "Ja" en bondjouw wil vast aan Onze Troon zonder die
nog ooit te willen erkennen, omdat de menselijke wil en de Goddelijke als het ware
niet te combineren zijn en niet samen kunnen leven. En dus is dat "Ja", dat is jouw
wil, stevig vastgebonden aan onze Troon. Daarom wordt jouw ziel als klein kind
herboren in ons Willen, aangetrokken door de allerhoogste Majesteit, zodat jouw
willen, dat al van Ons is, vóór Ons oprijst en voor jou uitgaat en ons Willen voelt als
een krachtige magneet die jou aantrekt. En in plaats van naar jouw wil te kijken,
houd je je alleen bezig met alles, wat je in onze Wil hebt kunnen doen, neer te leggen
in onze schoot en daar breng je onze Wil als het grootste eerbetoon, wat terecht is en
Ons ten zeerste behaagt. Niet langer lettend op je wil, die je al vergeten bent, is het
alleen onze Wil die in jou leeft, die Ons vreugdevol maakt. Jouw kleine acten gedaan
in onze Wil brengen Ons de vreugden van de hele schepping. Zo lijkt het of iedereen
Ons toelacht en alle geschapen dingen Ons vreugde geven. En Wij zien jou neerdalen
vanuit onze Troon zonder enige aandacht voor jouw wil die is opgegaan in de Onze.
Wij zien je naar de aarde terugkeren met onze Wil, wat voor Ons een eindeloze
vreugde is. Daarom zeg Ikje altijd weer: Heb aandacht voor onze Wil, omdat daarin
zo veel te doen is en hoe meer je doet, des te groter vreugde zul je Ons schenken.
Onze Wil zal over je heen stromen, zowel in je als om je heen.”
Deel 17 – 17 mei 1925
Toen mijn biechtvader las wat ik schreef over de vereniging van mijzelf met de
Goddelijke Wil was hij niet tevreden. Hij vroeg me door te gaan met schrijven over
de manier waarop ik me verenigde met de heilige Wil. Ik ga alleen voort uit
gehoorzaamheid en uit angst dat mijn Jezus niet tevreden zou kunnen zijn. Nu voeg
ik er aan toe dat die onmetelijke ruimte, terwijl ik me verenig met de allerheiligste
Wil, zich in mijn geest tegenwoordig stelt en het kleine meisje zet haar ronden voort
en zich oprichtend naar omlaag, wil zij haar God genoegdoening geven voor al de
liefde voor alle schepselen in de schepping. Zij wil Hem eer betonen als Schepper
van alle dingen en daarom doet zij haar ronde langs de sterren en in iedere twinkeling
van het licht drukt ze mijn “ik heb U lief” en “glorie aan mijn Schepper” op ieder
lichtatoom van de zon dat naar beneden straalt, drukt zij mijn “ik bemin U” en
“glorie”, en de uitgestrektheid van de hemelen van de ene voetstap naar de andere
mijn “ik heb U lief” en “glorie”; in het zingen van de vogel, in zijn wiekslag “liefde
en glorie aan mijn Schepper”; in het grassprietje dat ontspruit en de bloem die bloeit
en de geur die opstijgt “liefde” en “glorie”; op de bergtoppen en de diepten der
valleien, “liefde” en “glorie”. Ik ga rond langs ieder hart van het schepsel, alsof ik in
ieder mijn “ik heb U lief” en “glorie aan mijn Schepper”, wil insluiten. Ik zou willen
dat er één enkele Wil is, harmonie tussen alle dingen en één enkele uitroep: “glorie en
liefde voor mijn Schepper”. En nadat ik alles heb samen gebracht zodat alles liefde
om liefde geeft en eerbetoon voor alles wat God gedaan heeft in de schepping, begeef
ik me vóór Zijn Troon en zeg: “Mijn allerhoogste Majesteit en Schepper van alle
dingen, dit kleine kind komt in uw armen om U te zeggen dat de hele schepping U,
namens alle schepselen, niet alleen liefde voor liefde geeft, maar ook de terechte
glorie voor zovele dingen door U geschapen uit liefde voor ons. In uw Wil, in deze
onmetelijke ruimte, ben ik overal bezig geweest, zodat alle dingen U eer zullen
brengen, U liefhebben en U zegenen. En omdat ik harmonie gebracht heb tussen de
liefde van Schepper en schepsel, verbroken door de menselijke wil, en de glorie die
iedereen U verschuldigd is, laat uw Wil afdalen naar de aarde, zodat die al de relaties
tussen Schepper en schepsel verbindt en versterkt. Op deze manier zal alles
terugkeren naar de oorspronkelijke Orde door U gevestigd. Doe het daarom snel. Stel
niet langer uit. Ziet U niet hoe de aarde vol kwaad is? Alleen uw Wil kan deze stroom
stoppen. Alleen uw Wil kan de aarde veilig maken; dat betekent dat uw Wil bekend is
en overal heerst.”
En hierna voel ik dat mijn zending onvolledig is en ik daal af naar de laagte van de
ruimte om mijn Jezus` werk van de Verlossing te beantwoorden. En alsof ik alles wat
Hij deed in werking vind, wil ik Hem geven waar Hij recht op heeft, in ruil voor alle
acten die alle schepselen Hem hadden moeten geven in afwachting van Zijn komst en
Zijn ontvangst op aarde. En alsof ik alles wilde omzetten in liefde voor Jezus ging ik
dan terug naar mijn refrein en zei: “ik heb U lief” in uw afdaling vanuit de Hemel om
Uzelf te incarneren en ik druk mijn “ik heb U lief” in uw Ontvangenis in de
allerzuiverste schoot van de Maagd Maria. “ik heb U lief” in de eerste druppel bloed
die werd gevormd in uw Mensheid. Ik bemin U in uw eerste hartslag en zo wil ik al
uw hartslagen bezegelen met mijn “Ik hou van U”, “ik heb U lief” in uw eerste
ademhaling; “ik heb U lief” in uw eerste pijnen; “Ik bemin U” in uw eerste tranen die
U vergoot toen U nog in de moederschoot was. Ik wil uw gebeden, uw eerherstel, uw
offeranden beantwoorden met mijn “ik heb U lief”. Ik wil ieder moment van uw
leven bezegelen. “ik heb U lief” in uw geboorte. “ik heb U lief” in de kou die U leed.
“ik bemin U” in iedere druppel melk die U in U opnam van uw allerheiligste Moeder.
Ik wil de windels waar uw Moeder U inwikkelde vullen met mijn “ik heb U lief”; Ik
spreid mijn “ik heb U lief” uit over de bodem van de kribbe waar uw lieve Moeder U
inlegde en waar uw zo tedere ledematen de hardheid voelden van het stro, maar meer
dan van het stro, de hardheid van de harten. Ik bezegel ieder van uw snikken, alle
tranen en pijnen van uw kindsheid met mijn “ik heb U lief”. Ik doe mijn “ik bemin
U” stromen in de relatie en communicatie en liefde voor uw onbevlekte Moeder. “ik
heb U lief” in uw zo tedere kussen, in al de woorden die U sprak, in het voedsel dat u
at, en in stappen die U zette en in het water dat U dronk. “Ik bemin U” in het werk
dat U deed met uw handen. “ik heb U lief” in al de acten van uw verborgen leven. Ik
bezegel met mijn “ik heb U lief” elk van uw inwendige acten en elke pijn die U leed.
Ik spreid mijn “ik heb U lief” over de wegen waarlangs U rondtrok, over de lucht die
U inademde, in al de preken gedurende uw openbaar leven. Mijn “ik heb U lief”
stroomt door de kracht van de wonderen die U deed, in de sacramenten die U
instelde. In alles, o mijn Jezus, zelfs in de binnenste vezels van uw hart, prent ik mijn
“ik heb U lief”, ook namens iedereen. uw Wil telt alles voor mij tegenwoordig, en ik
wil niet dat iets mij ontgaat waar ik niet mijn “ik heb U lief” heb ingeprent. De kleine
dochter van uw Wil voelt zich verplicht dat Gij tenminste een klein “ik heb U lief”
krijgt voor alles wat U mij en iedereen bereidde, zeker als zij niets anders weet te
doen. Laat daarom mijn “ik heb U lief” U volgen in al de pijnen van uw Passie, in al
het speeksel, de verachting en beledigingen die ze U aandeden. Laat mijn “ik heb U
lief” het zegel zijn op iedere druppel bloed die Gij vergoot op iedere klap die U
kreeg, op iedere wonde die uw Lichaam werd toegebracht, op iedere doorn die uw
Hoofd binnen drong, op iedere bittere smart van de kruisiging. Op de kruiswoorden
vóór uw laatste adem wil ik mijn “ik heb U lief” drukken. Ik wil heel uw Leven, al
uw acten omgeven met mijn “ik heb U lief”. Mijn voortdurend “ik bemin U” in alles
wat U aanraakt, zag en hoorde, zal U nooit verlaten, omdat uw eigen Willen het leven
is van mijn “ik heb U lief”.
Maar U weet wat dit kleine kind wil? Zij wil dat de goddelijk Wil van uw Vader, die
U zo zeer liefhad en gedurende uw hele leven op aarde volbracht, bekend wordt bij
alle schepselen, zodat allen die wil liefhebben en uw Wil volbrengen zoals in de
Hemel. Het kleine kind wil U voor zich winnen in liefde, zodat Gij uw Wil geeft aan
alle schepselen. O, maak dit arm klein kind gelukkig dat niets anders wil dan wat U
wil: “Dat uw Wil bekend wordt en zal heersen op de hele aarde.”
Ik geloof nu dat op een bepaalde manier aan de gehoorzaamheid voldaan zal zijn. Het
is waar dat ik veel dingen heb moeten weglaten, anders zou ik nooit tot ´n einde
komen. Voor mij is mijzelf verenigen met de allerhoogste Wil als een onuitputtelijke
fontein die omhoog spuit, en ieder klein ding dat ik voel, hoor of zoek, of een
belediging van mijn Jezus, is een aanleiding om op nieuwe en verschillende wijzen
mijzelf te verenigen met Zijn allerheiligste Wil.
Nu ga ik door met schrijven over wat Jezus me zei toen ik het vorige stuk af had:
“Mijn dochter, het is nodig nog een naam toe te voegen aan wat je hebt geschreven
over de vereniging van jezelf met Mijn Wil, een naam die zich moet verenigen in de
orde van de genade, in alles wat de Heiligmaker heeft gedaan voor hen die zijn
geheiligd. Dit is de H. Geest.
De Schepping wordt toegeschreven aan de Vader – de Goddelijke Personen zijn
altijd verenigd in hun werkzaamheid – de Verlossing wordt toegeschreven aan de
Zoon, en het “uw Wil geschiede” zal worden toegeschreven aan de H. Geest. Het is
precies in het “uw Wil geschiede” dat het werk van de H. Geest overvloedig zal
stromen. Jij doet dit wanneer je treedt voor de allerheiligste Majesteit en zegt:
“Ik kom om alles wat de Heiligmaker doet voor degenen die Hij heiligt te
beantwoorden met liefde. Ik kom binnen in de orde van genade, om liefde terug te
kunnen geven alsof allen heilig waren geworden en om eerherstel te geven door alle
tegenstand en falen te beantwoorden met genade.
En zoek in Onze Wil, in zoverre je er toe in staat bent, de acten van genade van de
heiligmakende Geest, om zijn smart, zijn heimelijk kreunen, zijn treurig zuchten diep
in de harten waar Hij zo armzalig ontvangen wordt, tot de jouwe te maken. En omdat
Zijn eerste act bestaat uit het brengen van Onze Wil als een volmaakte act van hun
heiliging, treurt Hij met onuitsprekelijk weeklagen als Hij Zich afgewezen ziet. En in
je kinderlijke eenvoud zeg je Hem:
“Heiligmakende Geest, ik bid en smeek U om het snel te doen: maak uw Wil aan
allen bekend zodat zij, als zij die kennen, die Wil mogen liefhebben en uw eerste act
van hun volmaakte heiliging ervaren, wat uw allerheiligste Wil is.”
Mijn dochter, de drie goddelijke Personen zijn niet te scheiden en toch onderscheiden
en zo willen Wij de generaties mensen ons werk voor hen laten zien: Terwijl Wij één
zijn binnen Onszelf, wil ieder van Ons apart zijn liefde en zijn werken voor het
schepsel tonen.”
Deel 17 – 21 mei 1925
Ik dacht bij mezelf en ik klaagde bijna bij mijn beminnelijke Jezus dat Hij soms
antwoordt door te komen en mij laat lijden in aanwezigheid van de biechtvader. En
hoe ik ook weerstand bied om niet te vallen in een toestand van mijn verstand te
verliezen en van pijn, het is me onmogelijk en ik zeg tegen Jezus: “Mijn Liefde,
gisteravond was er tijd en er was nu tijd voor U om te komen om me te laten lijden.
Maar laat me vrij als de biechtvader komt; nadien kunt U doen wat U wil, dan zal ik
tot uw beschikking zijn.”
Maar nee hoor. Het is nutteloos om het Hem te zeggen. Een onweerstaanbare kracht
overvalt me en brengt me in een toestand alsof ik ging sterven; en dus klaagde ik
daarover bij Jezus en ik vroeg Hem dit niet meer toe te staan. En Hij, één en al
goedheid zei: “Mijn dochter, als Ik dit toesta is het vanwege de vasthoudendheid van
de biechtvader die Mij zonder ophouden smeekt je te laten lijden, altijd met als doel
mijn glorie en om mijn rechtvaardigheid te verzoenen. En als Ik ´t daar niet mee eens
zou zijn, zou je Mij te schande maken en de waarheden die Ik je heb geopenbaard
zouden in twijfel getrokken worden, zowel over mijn Wil als over de andere
vermogens. Zij zouden zeggen: “Waar is de gehoorzaamheid van het slachtoffer,
wiens natuur veranderd moet worden in de gewenste gehoorzaamheid?”
Het betekent dat je niet beseft dat je Me te schande maakt, als je weigert als Ik in jou
werkzaam wil zijn en dat jij de oorzaak kan zijn dat anderen niet geloven dat Ik het
ben die werk en spreek in jou.
Bovendien moet je weten dat om jou de zending van mijn Wil toe te vertrouwen –
ofschoon ik de erfzonde niet van je wegnam zoals Ik deed met mijn liefste Moeder –
Ik de bronnen van de wellust en het zaad van verderf wel wegnam, omdat het passend
en terecht was voor de heiligheid van mijn Wil dat die niet plaats vond in een
verdorven wil en natuur. Anders zouden er wolken hebben gehangen voor de zon van
mijn Wil en de kennis ervan kon niet als straling doorgedrongen zijn en niet in je ziel
zijn binnengekomen.
Welnu, omdat mijn Wil in jou leeft, is de hele Hemel met jou verbonden – de
allerheiligste Maagd, de heiligen en engelen – omdat mijn Wil het leven is van ieder
van hen. Dus als je aarzelt, zelfs maar heel even, of overweegt of je zou weigeren,
schudden Hemel en aarde op hun grondvesten omdat die Wil die het leven is van
iedereen en die, vanwege zijn goedheid, in jou heerst zoals in de Hemel, niet volledig
regeert en niet de gepaste eer krijgt. Daarom raad Ik je aan nooit je wil tot leven te
roepen, als je wilt dat je Jezus geëerd wordt in jou en dat mijn Wil de volledige
heerschappij behoudt.”
Ik raakte versteend toen ik het grote kwaad hoorde dat ik deed, alleen al bij de
gedachte dat ik al of niet zou bezwijken voor wat Jezus van me wilde, vooral omdat
ik altijd eindig met op Hem in te gaan. Wat zou er gebeuren als ik nooit
gehoorzaamde of toe gaf? En ik voelde me van streek, bang dat dit kon gebeuren. En
mijn lieflijke jezus, vol medelijden met mij, vanwege de angst die over mij kwam
toen ik bang werd – moge het nooit gebeuren dat ik niet altijd zijn allerheiligste Wil
zou doen – kwam terug en zei: “Mijn dochter, wees niet bang. Daarom heb Ik je
gezegd en je getoond hoe de hele Hemel verbonden is met mijn Wil die in jou regeert,
zodat je nooit afgaat op je eigen wil. Omdat de Goddelijke Wil en de menselijke wil
de grootste vijanden zijn. En omdat de Goddelijke Wil de sterkste de heiligste, de
meest onmetelijke is, is het juist dat de vijand, de menselijke wil, zich onderwerpt en
dient als een voetenbankje voor de Goddelijke Wil. Daarom moeten degenen die in
mijn Wil leven zich niet beschouwen als bewoners van de aarde, maar als Hemel-
bewoners. En het is terecht dat al de heiligen zich geschokt voelen omdat iemand die
in dezelfde Wil leeft als zij overweegt Die te verlaten voor de menselijke wil – de
oorzaak van chaos die nooit is binnengegaan in de hemelse regionen. Je moet
overtuigd zijn dat door te leven met mijn Wil, het leven van jouw wil voorbij is en
geen reden meer heeft om te bestaan. Daarom heb Ik je zo dikwijls gezegd dat leven
in mijn Wil heel veel verschilt van alleen mijn Wil doen. Burgers van de aarde zijn
vrij om mijn Wil te doen of hun eigen wil, omdat zij leven als burgers van de aarde,
maar wie in mijn Wil leeft wordt verbonden met een eeuwig punt, dijt uit samen met
mijn Wil en wordt omgeven met onneembare kracht. Wees daarom niet bang maar
vol aandacht.”
Toen, alsof Hij me wilde troosten en sterken in zijn allerheiligste Wil, nam Hij mijn
hand in de zijne en zei: “Mijn dochter, kom en doe je ronden in mijn Wil; mijn Wil is
één, maar Die dijt uit alsof Die verdeeld wordt in alle geschapen dingen, maar
zonder verdeeld te worden. Kijk naar de sterren, de azuur blauwe hemel, de zon, de
maan, de planten, de bloemen, de vruchten, de velden, de aarde, de zee, alles en
iedereen: In ieder ding is er een act van mijn Wil en Die blijft deze zelfde act
bewaren in ieder geschapen ding. Mijn Wil wil niet alleen blijven in zijn acten, maar
wil het gezelschap en de uitwisseling van jouw acten. Daarom heb Ik je in mijn Wil
opgenomen zodat je mijn acten kunt vergezellen en samen met mijn Wil zal jij willen
wat Ik wil. Dat de sterren licht geven, dat de zon de aarde vult met licht, dat de
planten bloeien, dat de velden groen blijven, dat de vogels zingen, dat de zee ruist,
dat de vis door het water schiet; kortom, dat jij wil wat Ik wil. En dus zal mijn Wil
zich niet langer alleen voelen in de geschapen dingen, maar het gezelschap van jouw
acten gewaar worden. Ga daarom rond in ieder geschapen ding en stel jezelf aan als
act voor iedere act van mijn Wil. Dit is in mijn Wil leve: laat je Schepper nooit
alleen; bewonder al zijn werken en schenk de kleine acten van het schepsel aan zijn
goddelijke acten.”
Ik weet niet hoe, maar ik bevond me in die onmetelijke ruimte van licht en trof al die
acten aan uitgaande vanuit de Wil van God en ik legde daarin mijn overeenkomstige
act van aanbidding, lofprijzing, liefde en dank en toen vond ik mezelf in mijzelf.
Deel 17 – 30 mei 1925
Ik voelde me bedrukt door het verlies van mijn aanbiddelijke Jezus. Oh, hoe verlang
ik naar zijn terugkeer! Ik riep Hem met mijn hele hart, met mijn stem, met mijn
gedachten, gedachten die, vanwege het gemis, mij wakker hielden en actief. Oh, God!
Wat een lange nachten zonder Jezus, terwijl die samen met Jezus in een zucht voorbij
gaan. En dus zei ik: “Mijn liefde, verlaat me niet! Ik ben te klein; Ik heb U nodig, en
U weet dat mijn kleinheid niet zonder U kan; toch verlaat U mij? Ach, kom terug,
kom terug, oh Jezus!”
Op dat ogenblik legde Hij zijn arm om mijn hals en verscheen als een klein Kindje.
Hij sloeg zijn hoofd tot binnen in mijn borst zo hevig dat ik voelde hoe mijn borst
scheurde en ik werd bang.
En Jezus zei met een krachtige en vriendelijke stem: “Mijn dochter, wees niet bang.
Ik ben het. Ik verlaat je niet. Bovendien, hoe kan Ik je verlaten? ´t Leven in mijn Wil
maakt de ziel onafscheidelijk van Mij. Mijn leven is voor haar meer dan de ziel voor
het lichaam. En zoals het lichaam stof wordt zonder de ziel, omdat het leven
ontbreekt dat het ondersteunt, zo word jij ontledigd van alle acten van mijn Wil in jou
zonder mijn leven in jou. Jij hoort niet langer in de diepten van je ziel mijn telkens
terugkerende stem die je voorstelt hoe je taak in mijn Wil uit te voeren. Als mijn stem
er is, is ook mijn leven aanwezig dat die stem voortbrengt. Hoe gemakkelijk denk jij
dat ik je kan verlaten! Nee, nee, dat kan Ik niet; je zou eerst mijn Wil moeten verlaten
en dan zou je kunnen overwegen of Ik je had verlaten. Maar mijn Wil verlaten zou
heel moeilijk zijn, zo niet bijna onmogelijk. Jij bevindt je in een toestand bijna zoals
de zaligen in de Hemel: zij hebben hun vrije wil niet verloren, omdat het een
geschenk is dat Ik de mens gaf; en wat Ik ooit gegeven heb, neem Ik nooit terug.
Slavernij is nooit binnen gekomen in de Hemel. Ik ben een God van kinderen, niet van
slaven Ik ben de Koning die iedereen laat regeren; er is geen scheiding tussen Mij en
hen. Maar in de Hemel is de kennis van mijn gaven, mijn geluk zo diep en zodanig
dat de zaligen verrukt blijven, bezield in overvloed, zodat hun wil geen ruimte vindt
om werkzaam te zijn. En omdat zij vrij zijn, draagt de kennis van een oneindige Wil
en van oneindig heil waarin zij ondergedompeld zijn, hen met zulk een
onweerstaanbare kracht dat zij hun wil gebruiken alsof zij die niet hadden, wetend
dat dit dient voor hun grootste geluk en vreugde, maar spontaan, vrij en met hun hele
wil.
Dus, mijn dochter, aan jou mijn Wil bekend maken is de grootste genade die Ik je heb
geschonken; en omdat jij vrij bent al of niet jouw wil te doen, voor mijn Wil zal je wil
zich niet in staat voelen om werkzaam te zijn; die voelt zich teniet gedaan. Door de
kennis van het grote goed van mijn Wil, verafschuw je je eigen wil. En zonder dat
iemand je dwingt, wil je graag mijn Wil doen met het oog op het grote goed dat je
overkomt. En de vele waarheden die Ik geuit heb over mijn Wil zijn goddelijke
banden, eeuwige ketens die je omgeven, bezittingen van hemelse heil. En weg
vluchten van deze eeuwige ketens, deze goddelijke banden verbreken, deze hemelse
bezittingen verliezen, zelfs in dit leven, je wil, hoewel vrij, vindt geen uitweg om weg
te gaan. Die raakt verstrikt en ziet haar kleinheid. En bang voor zichzelf of voor één
van haar grillen, zinkt die en gaat dieper in mijn Wil met meer spontane liefde.
Kennis opent de deuren naar het heil dat bekend is en hoe meer kennis Ik je heb
gegeven over mijn Wil, des te meer verschillende deuren en gaven heb ik voor je
geopend, deuren van licht, van genade en van goddelijke deelname. Deze deuren
staan open voor jou. En als deze kennis te midden van schepselen terecht komt, zullen
deze deuren voor hen open gaan. Omdat kennis liefde oproept voor het goede dat zij
weet; en de grote deur die Ik zal openen zal mijn Wil zijn, om het deurtje van hun wil
te sluiten. Mijn Wil laat hen hun eigen wil verafschuwen, omdat in aanwezigheid van
mijn Wil de menselijke wil niet in staat is om te handelen. In het licht van mijn Wil
ziet het schepsel hoe onbeduidend en waardeloos zijn eigen wil is. En dientengevolge
zullen de schepselen die doordringen in deze goddelijke waarheden, naargelang de
pogingen die zij doen om die te bereiken, hun eigen wil terzijde stellen. Bovendien
moet je weten dat als Ik jou een nieuwe waarheid over mijn Wil openbaar en jij
toestaat dat al het goede dat ik je toon je ziel binnengaat, dan open Ik voor jou nog
een deur van kennis. Als dit niet zo zal zijn, zou alleen de aankondiging van mijn
waarheid jouw eigendom worden, maar niet het bezit ervan. En Ik weet niet hoe dit te
doen, omdat Ik, wanneer Ik spreek, wil dat het goede dat Ik openbaar, je bezit wordt.
Heb daarom aandacht voor de praktijk van mijn Wil, zodat Ik andere deuren van
mijn kennis open en jij meer zult binnen treden in de goddelijke bezittingen.”
Deel 17 – 3 juni 1925
Zoals gewoonlijk verenigde ik me met de heilige Goddelijke Wil en ik dacht: “Waar
heeft God onze Heer meer voor het schepsel gedaan? Bij de Schepping, de
Verlossing of de Heiligmaking? En mijn altijd beminnelijke Jezus bewoog in mijn
binnenste en toonde me de hele schepping. Hoe subliem! Wat een pracht! Hoeveel
harmonie! Wat een orde! Er is niets aan de hemel of op aarde waar God niet een
bijzonder en speciaal ding heeft geschapen met zulk een meesterschap dat de grootste
wetenschappers, geconfronteerd met het kleinste ding door God geschapen, niet
gewaar worden dat al hun wetenschap niets is vergeleken met de dingen die God
schiep, die vol zijn van leven en beweging. Oh, wat een dwaasheid is het te kijken
naar het universum en God niet te kennen, Hem niet lief te hebben en niet in Hem te
geloven! Alle geschapen dingen zijn net zoveel sluiers die Hem verbergen. En God
komt in iedere geschapen ding als versluierd naar ons toe, omdat de mens niet in staat
is Hem ongesluierd te zien. En de liefde van God is zo groot dat Hij, om ons niet te
verblinden met zijn Licht, niet bang te maken met zijn macht, niet in verlegenheid te
brengen met zijn schoonheid, om ons niet te vernietigen met zijn onmetelijkheid
versluiert Hij zich in geschapen dingen om naar ons te komen en met ons samen te
zijn in ieder ding en nog sterker, ons te laten zwemmen in zijn eigen leven. Mijn God,
hoeveel hebt U ons bemind en hoeveel bemint U ons!”
En nadat Hij mij had laten kijken naar het hele universum zei mijn lieve Jezus:
“Mijn dochter, alles werd gedaan in de Schepping. Daarin manifesteerde de Godheid
al zijn majesteit, macht en wijsheid en uitte Hij zijn totale liefde voor de schepselen.
Er is geen punt aan de hemel, noch op aarde, noch in ieder geschapen ding, waar de
perfecte volmaaktheid van onze werken niet is gerealiseerd. Niets werd gedeeltelijk
gedaan. In de schepping stelde God al zijn werken tentoon aan de schepselen. Ik had
lief met totale liefde en Ik deed complete werken. Er was niets aan toe te voegen of af
te doen. Ik deed alles volmaakt. We weten niet hoe niet-complete dingen te doen.
Bovendien werd in ieder geschapen ding een aparte en totale liefde voor ieder
menselijk wezen gelegd. Nadien was de Verlossing herstel voor het kwaad dat het
schepsel had gedaan; maar niets toegevoegd aan het werk van de Schepping; en
Vergoddelijking is niets anders dan de hulp, de genade en het licht voor de mens om
terug te keren naar zijn oorspronkelijke geschapen toestand, naar zijn origine en
naar het doel waarvoor hij werd geschapen. In de schepping, was krachtens mijn
Wil, de heiligheid van de mens voltooid omdat die ontstond als een complete act van
God: De Mens was heilig en gelukkig zowel naar ziel als naar lichaam, omdat mijn
Wil hem de weerspiegeling gaf van de heiligheid van zijn Schepper.
Ach mijn dochter, met de totale Verlossing en het werk van de Heiligmaking is de
Heiligheid van de mens niet compleet en voor velen is het a.h.w. nutteloos. Nu zeg Ik
je: Als de mens niet terugkeert om mijn Wil aan te nemen als leven, als regel en
voedsel om zich te zuiveren, zich te veredelen en zich te vergoddelijken, en zich weer
te plaatsen in de eerste act van de Schepping om mijn Wil aan te nemen als zijn
erfenis door God verleend, zullen de werken van Verlossing en Heiligmaking niet hun
overvloedig effect hebben. Dus alles is in mijn Wil; als de mens Die neemt, neemt hij
alles. Dit is een enkel punt dat al het goede van Verlossing en Heiligmaking omvat en
insluit. Bovendien, voor degenen die leven in mijn Wil, dienen al deze gaven, na het
eerste punt van de Schepping, niet als geneesmiddel zoals voor degenen die mijn Wil
niet doen, maar als glorie en als een speciale erfenis, aangereikt door de Wil van de
hemelse Vader in de Persoon van het Woord op aarde.
En toen Ik op aarde kwam was de eerste act wezenlijk om de Wil van de Vader
bekend te maken, om Die weer te vestigen in de schepselen. Het lijden, de
vernederingen, mijn verborgen leven en de hele onmetelijkheid van de pijnen van
mijn Passie waren geneesmiddelen, medicijn, hulp, licht om mijn Wil bekend te
maken omdat Ik hiermee de mens niet alleen beveiligde, maar ook heiligde. Met mijn
pijnen bracht Ik hem in veiligheid; met mijn Wil herstelde Ik voor hem de heiligheid
die hij verloor in het aardse eden. Als Ik dit niet gedaan had, zou mijn liefde en mijn
werk niet volledig zijn geweest zoals in de Schepping, omdat mijn Wil alleen de
kracht heeft ons werk voor de mens compleet te maken, net zoals het werk van de
mens voor Ons. Mijn Wil doet de mens op een andere wijze denken. Die maakt het de
mens mogelijk mijn Wil te zien in alles geschapen dingen; Die maakt het de mens
mogelijk te spreken met een echo van mijn Wil; in één woord, Die doet alles tegelijk
volgens mijn verheven Wil. Op deze wijze brengt Die het schepsel snel tot volmaakte
heiligheid, terwijl de deugden langzaam werken, stapje voor stapje. Mijn Verlossing
zonder de primaire act van mijn Wil in het schepsel, dient als behandeling voor de
diepste wonden, als medicijn om de ondergang van de mens te voorkomen, als
tegengif om hem te behoeden voor de hel. Als je Me daarom echt wilt beminnen en
heilig wilt worden, laat dan je enige interesse mijn Wil zijn!”
Deel 17 – 11 juni 1925
Ik werd gewaar hoe mijn arme brein opging in de allerheiligste Wil van God. Oh, hoe
wilde ik dat zelfs geen ademhaling, hartslag of beweging zou plaats vinden buiten de
verheven Wil om! Ik begreep dat alles wat gedaan wordt buiten de Wil van God, de
oorzaak is van het verlies van nieuwe schoonheid, nieuwe genaden en licht en ons
ongelijk maakt aan onze Schepper, terwijl Jezus juist wil dat wij in alles gelijk zijn
aan onze Schepper. En hoe zijn wij beter in staat op Hem te gelijken dan door in ons
het leven van zijn allerheiligste Wil te ontvangen? Het schenkt ons de weerspiegeling
de trekken van onze hemelse Vader. Het ondersteunt voor ons het complete doel van
de Schepping; Het omgeeft ons zo dat het ons mooi en heilig houdt, zoals God ons
schiep en het geeft ons steeds maar nieuwe schoonheid, leven en ononderbroken
liefde die alleen wordt gevonden in God.
Welnu, terwijl mijn brein zich verloor in de eeuwige Wil, zei mijn lieve Jezus
hartelijk, mij tegen zich aan drukkend: “Mijn dochter, er is niets wat het grote kwaad
van mijn Wil niet te doen, kan evenaren; en er is geen goed dat het doen van de
Goddelijke Wil kan evenaren; er is geen deugd die belangrijker is. Dus het goede dat
verloren gaat door mijn Wil niet te doen is op zichzelf niet te herstellen. En alleen
door er weer binnen te gaan kan het middel gevonden worden en het goede hersteld
worden wat onze Wil bepaald had om aan het schepsel te geven. Tevergeefs
bedriegen schepselen zichzelf door andere werken te doen, deugden, offers. Als deze
dingen niet geboren worden uit mijn Wil en alleen gedaan worden om Die te
vervullen, worden ze niet door Mij erkend. Bovendien is bepaald om genade te geven,
hulp, licht, iets goeds en de juiste beloning aan degene die werken om mijn Wil te
volbrengen. Daar komt bij dat mijn Wil eeuwig is; Die heeft geen begin en zal geen
einde hebben. En wie kan een act in mijn Wil zonder begin en zonder einde
inschatten? Deze act blijft rondcirkelen en vol eindeloos goed. Zoals mijn Wil, zo is
ook de act. Omgekeerd hebben deugden, werken en offers zonder mijn Wil, een begin
en ook een einde. Hoe grote beloning kan iets hebben dat vergaat?
Bovendien is mijn Wil het evenwicht van mijn eigenschappen. Als mijn macht deze
heilige Wil niet zou hebben, zou die zich manifesteren als een tiran aan hem die Mij
zoveel beledigt. Als Ik daarentegen mijn macht in evenwicht breng, doet die Mij
genaden uitstorten, waar Ik woede en vernietiging moest verspreiden. Mijn wijsheid
zou niet zo veel kunst en meesterschap aan de dag leggen in onze werken, als het niet
voor mijn Wil was die altijd leven schenkt. Onze schoonheid zou bleek zijn en
onaantrekkelijk als die niet gedragen werd door deze eeuwige Wil. Mijn
barmhartigheid zou zwakte worden als die niet in evenwicht bleef door mijn Wil en
dat geldt voor al onze overige eigenschappen.
Welnu, onze vaderlijke goedheid had zoveel liefde voor het schepsel dat die het
evenwicht van de mens in onze Wil vestigde. Juist doordat deze mens voortkomt uit de
verheven Wil, maakt die Zichzelf tot leven, om het evenwicht te bewaren van al de
werken van de mens die hem de gelijkenis met zijn Schepper geven. En zulke
waardigheid, majesteit en orde moeten in hem te zien zijn om in hem een Schepping
van zijn Maker te herkennen. Ook in zijn werk kan men zien of hij in evenwicht is met
mijn Wil of niet in evenwicht met de menselijke wil. Daarom zijn er zo dikwijls veel
werken, zelfs goede werken, waarin het evenwicht, de voorschriften en de orde van de
uitoefening van mijn Wil niet aanwezig is. Daarom zijn deze werken, in plaats van
bewonderingswaardig betreurenswaardig; en i.p.v. licht te verspreiden, brengen zij
duisternis. Als al het goede van mijn Wil komt, zijn zulke acten zonder Goddelijke
Wil, alleen ogenschijnlijk goed, zonder leven en zij zijn giftig en vergiftigen degenen
die er in delen.”
Deel 17
–
18 juni 1925
Ik was in mijn gebruikelijke toestand waarin ik me verenigde met de heilige
Goddelijke Wil en in mijn
gedachten die ruimte van de verheven Wil voorstelde. Ik
dacht bij mezelf: “Hoe kan het toch dat deze ruimte zal gevuld worden door de
uitwisseling van menselijke acten gedaan in deze aanbiddelijke Goddelijke Wil?
Want om dit te doen moeten alle blokkades
in de menselijke wil die het binnengaan
in de eeuwige en hemelse sfeer van de verheven Wil beperken, verwijderd worden. In
deze Wil wacht God op de mens dat hij terugkeert naar zijn oorsprong in de orde van
de Schepping en naar zijn eerste stappen op de we
g waar hij begonnen is. Toch is er
niets goeds zichtbaar in de wereld. Zoals er vroeger zonde was, zo is die er nu, zelfs
erger. En als er godsdienstige of katholieke werken worden verricht, lijken sommige
complete vermommingen, terwijl andere, nauwelijks
iets goeds weerspiegelend,
wezenlijk zijn en substantieel ondeugden en hartstochten, beklagenswaardiger dan
voordien. En als zulke acten in God worden bezien, oh hoe trekken die zich terug
voor de goddelijke, eeuwige en zeer zuivere Wil van God. En hoe is
het ooit mogelijk
dat de mens, in een enkele ademtocht, alle ondeugden laat sterven om leven te geven
aan alle deugden, zoals vereist is om te leven in deze sfeer van de verheven Wil? Er is
immers geen middenweg, geen kleding geborduurd met deugd en ondeug
d. Het is
eerder noodzakelijk alles te offeren om alles om te zetten in de Wil van God. De
menselijke wil en menselijke dingen moeten niet langer leven bezitten, maar moeten
alleen bestaan om de Wil van God te volbrengen, zodat God zijn leven in ons kan
la
ten groeien.”
Welnu, terwijl ik hierover nadacht en over soortgelijke dingen, zei mijn lieve Jezus,
mijn gedachten onderbrekend:
“Mijn dochter, ondanks alles is dit hoe het zal zijn.
Deze onmetelijke ruimte van mijn Wil zal gevuld worden met menselijke ac
ten gedaan
door schepselen in mijn Wil. Mijn Goddelijke Wil daalde neer vanuit de eeuwige
Boezem van het verheven Wezen voor het heil van de mens. Onze Wil
vermenigvuldigde zich terwijl Die een enkele uitdijende act stelt om de mens te
omwikkelen zodat hij
geen weg zou vinden om te ontsnappen, in zo veel ontelbare
acten om hem te omgeven en zegt hem: Kijk, mijn Wil omgeeft je niet alleen, maar
staat voortdurend klaar om te handelen, om zichzelf bekend te maken en om jouw
acten als uitwisseling in mijn Wil t
e ontvangen.” Alle dingen hebben willen iets terug
doen. En als ze dat niet kunnen, kunnen ze nutteloos of waardeloos genoemd worden.
Het zaad, uitgestrooid in de aarde door de zaaier ,wil iets terug doen. En daarom
brengt het zaad ander zaad voort: tien,
twintig, dertig of duizend voor één zaadje. De
boom door de boer geplant verlangt uitwisseling van de groei en vermenigvuldiging
van zijn vruchten. Het water van de bron geeft uitwisseling door de dorst te lessen, te
wassen en degene te zuiveren die het te
rugneemt. Het aangestoken vuur geeft
uitwisseling van warmte en dienstbetoon die het de mensheid aanreikt. Op deze wijze
hebben al de andere dingen geschapen door God die de kracht hebben om iets voort
te brengen, de kracht om herboren te worden, te vermen
igvuldigen en
uit te wisselen.
Welnu, zou alleen onze Wil, uit Ons voortgekomen met zo veel liefde, met zo veel
uitingen en zo veel voortdurende acten, zonder de uitwisseling van het herboren
worden van andere willen, dat betekent menselijke willen, in de
Goddelijke Wil
blijven? Het zaad geeft andere zaden; het fruit brengt ander fruit voort; de mens
brengt andere mensen voort; de leraar vormt weer een leraar. Zou alleen onze Wil,
hoe machtig die ook is, geïsoleerd blijven, zonder uitwisseling, zonder zich
voort te
planten en Zichzelf te vermenigvuldigen in de menselijke wil? Ach, nee. Dit is
onmogelijk; onze Wil, zàl uitwisselen. Die zal goddelijke generaties hebben in de
menselijke wil, vooral omdat dit onze eerste act was, waardoor alle dingen werden
gesc
hapen; dat betekent dat onze Wil de menselijke wil transformeert en regenereert
in de Goddelijke Wil. Onze Wil kwam uit Ons voort en Wij verlangden de menselijke
wil. Alle andere dingen werden gedaan in de secundaire orde; maar dit werd gedaan
en gevestigd
in de primaire orde van de Schepping. Hoogstens kost het tijd, maar de
eeuwen zullen niet voorbijgaan zonder dat mijn Wil zijn doel bereikt! Als Die zijn
doel heeft bereikt, wat betreft de wedergeboorte in secundaire dingen, nog veel eerder
moet Die zijn
primaire doel bereiken. Nooit zou de Goddelijke Wil onze boezem
verlaten hebben, als Ik wist dat mijn Wil niet zijn volledige uitwerking zou hebben,
dat betekent dat de menselijke wil werd wedergeboren in de Goddelijke Wil. Geloof jij
dat de dingen altijd
zullen zijn zoals ze vandaag zijn? Wel nee. Mijn Wil zal alles
wegvagen; Die zal overal verwarring zaaien; alles zal omvergeworpen worden; veel
nieuwe verschijnselen zullen zich voordoen en de menselijke hoogmoed in de war
brengen
–
oorlogen, revoluties, d
ood van allerlei aard. Niets zal worden nagelaten
om de mens aan te trekken en hem geschikt te maken om de wedergeboorte van de
Goddelijke Wil in de menselijke wil te ontvangen. En alles wat Ik je duidelijk heb
gemaakt over mijn Wil en alles wat jij er in
doet, is niets anders dan de voorbereiding
van de weg, de middelen, de lessen, het licht en de genaden voor de wedergeboorte
van mijn Wil in de menselijke wil.
Als dit niet zou gebeuren, zou Ik je niet zo veel hebben geopenbaard en Ik zou je niet
zo lang
in je bed geslachtofferd hebben gehouden om in jou de fundering te zaaien
van de wedergeboorte van mijn Wil in de jouwe, terwijl Ik je in de voortdurende
oefening houd van mijn Wil. Geloof je dat het niets is, dat Ik voortdurend in jou ben,
dat Ik mijn geb
ed op jouw lippen leg, en dat Ik je mijn pijnen doe voelen die, verenigd
met Mij, zo veel waarde hebben en andere effecten teweeg brengen en andere kracht
hebben?
Je zou kunnen zeggen dat Ik het eerste beeld maak, de eerste ziel van de
wedergeboorte van mi
jn Wil. Nadien kopieën maken zal makkelijker zijn. Daarom zeg
Ik je altijd, wees aandachtig omdat het belangrijk is; het is zo ongeveer het
belangrijkste dat er bestaat in de Hemel en op aarde: het is een kwestie van de
rechten van onze Wil in veiligheid b
rengen, van het herstel van het doel van de
Schepping, van complete glorie voor alle geschapen dingen en Ons al de genaden uit
te laten storten die onze Wil had vastgesteld om aan schepselen te geven, als zij onze
Wil in alles hadden volbracht.”
Deel 1
7
–
20 juni 1925
Ik werd gewaar hoe ik mezelf uitstortte in de heilige Wil van God en mijn lieve Jezus
trok me naar zich toe drukte me innig tegen zich aan in zijn armen en zei:
“Mijn
dochter, oh hoe mooi is mijn rust in de ziel die mijn Wil heeft als le
ven. Zij doet alles
en bemint mijn Wil in zichzelf! Je moet weten dat als de ziel ademt, als haar hart
klopt, als ze werkt, denkt, lief heeft en handelt, in wat ze ook onderneemt, het is omdat
mijn Wil in de ziel is als levenscentrum, mijn Wil die ademt, l
ief heeft, denkt handelt
en beweging brengt in het werk, circulatie in het bloed, gedachte in het brein, liefde
in het hart en aan al het andere. En omdat de drie goddelijke Personen deze zelfde
Wil bezitten, gebeurt het dat Zij in zichzelf de adem van de
ziel gewaar worden, de
hartslag, de beweging. En omdat onze Wil iedere keer besluit een act te vormen, is
Die de oorzaak om nieuwe vreugden voort te brengen, nieuwe zaligheden, nieuw
geluk, dat alles harmonizeert in de drie goddelijke Personen vormt onmete
lijke zeeën
van nieuw geluk en sluiten al de zaligen in, die verrukt blijven in deze vreugden en
opgewekt worden in deze extase. En als onze Wil andere acten wil vormen om Ons
gelukkiger te maken en andere zaligheden voortbrengt, worden de zaligen meer
bew
ogen en machtiger verrukt in onze onmetelijke zaligheden. Welnu, daarom bereikt
de ziel die onze Wil in haar laat leven zo´n hoogte. Als zij in actie komt, geeft ze Ons
de gelegenheid onze zaligheden, harmonieën en de oneindige vreugden van onze
liefde in
beweging te brengen. Het laat Ons nieuwe schoonheid voortbrengen, nieuwe
glorie. Onze Wil, werkzaam in een schepsel, behaagt Ons zo, is zo teder en
beminnelijk voor Ons. Die geeft Ons nieuwe verrassingen. Die, brengt in beweging
wat van Ons is om Ons de ui
twisseling van onze glorie te schenken, van onze liefde
en ons geluk. En dit alles gebeurt door middel van het schepsel dat ruimte heeft
gemaakt voor onze Wil om in haar te leven. Hoe konden Wij deze geboorte van onze
Wil niet lief hebben? Bovendien maakt
onze Wil dit schepsel beminnelijk, vol gratie,
mooi voor Ons, zodat Wij in niemand anders zijn voorrechten aantreffen. Dit is een
werk verricht door onze eigen Wil met zulk een meesterschap dat het de Hemel
verrukt en de ziel geliefd maakt door iedereen en
nog veel meer door de allerheiligste
Drie
-
eenheid.”
En terwijl Hij dit zei, hield Hij me nog inniger vast. Hij legde mijn mond in zijn hart
en vervolgde:
“Drink ons verrukkelijk geluk in grote teugen; vul je zelf zoals je wilt
en zo veel je wilt,”
De
el 17
–
25 juni 1925
Toen ik me in mijn gebruikelijke toestand bevond, kwam mijn aanbiddelijke Jezus,
één en al liefde en tederheid, naar mijn arme ziel. Eerst zette Hij zich naast me en
keek naar me met een vaste blik, alsof Hij veel dingen wilde zeggen
. Maar Hij wilde
mijn intelligentie laten uitdijen, zodat die kon ontvangen en verstaan wat Hij me
wilde zeggen. Toen strekte Hij zich over mij uit en ik verborg mezelf binnenin Hem:
mijn gezicht in het zijne, mijn handen en voeten in de zijne. Het kwam me
voor dat
Hij zo vol aandacht was om me te bedekken en me in Zichzelf te verbergen zodat
niets meer van mij zichtbaar was. Oh, hoe gelukkig voelde ik me, verborgen en
volledig bedekt door Jezus. En ik zag niets dan Jezus; al het andere verdween. De
vreugde
n, het geluk van zijn beminnelijke aanwezigheid, als verrukking, was terug
om weer in mijn arme hart te leven. De smart verliet me en ik kon me niet langer
herinneren hoe ik Hem gemist had en hoe me dat dodelijke pijn had gekost. Oh hoe
gemakkelijk is het
om alles te vergeten als Jezus bij je is. Welnu, nadat Hij me enige
tijd geheel bedekt had gehouden en verborgen in Hem, zo intens dat ik geloofde dat
Hij me niet langer zou verlaten, hoorde ik hoe Hij al de engelen en heiligen liet zien
wat Hij met me dee
d en de manier waarop Hij me had bedekt met zijn aanbiddelijke
Persoon. Toen deelde Hij zijn pijn met mij en ik liet Hem begaan; en ofschoon ik me
verpletterd voelde door deze pijnen, voelde ik me toch gelukkig en ervaarde de
vreugden die de Goddelijke Wil
bevat, wanneer de ziel, zelfs als ze lijdt, zich eraan
overgeeft.
“Mijn dochter, mijn Wil wil zich altijd meer aan jou overgeven; en als Die zich meer
geeft, wil Die zich beter laten begrijpen; en om wat Ik je openbaar meer stabiel te
maken, veiliger en
meer gewaardeerd, geeft Die jou nieuw lijden. En om je meer
geschikt te maken om in jou de ruimte voor te bereiden om waarheden in bewaring te
geven, wil Die jou het edele van de smart geven om zeker te zijn van de ziel en om
haar te kunnen vertrouwen. Het
is altijd de smart en de kruizen die de deuren openen
voor nieuwe openbaringen, voor meer geheime lessen, voor de grootste geschenken
die Ik in jou wil onderbrengen, omdat, als de ziel met volharding mijn lijden en
smartvolle Wil verdraagt, zal ze in staa
t zijn mijn vreugdevolle Wil te ontvangen en ze
zal het intellect krijgen en het gehoor om de nieuwe lessen van mijn Wil te verstaan.
Smart maakt dat ze de hemelse taal verstaat, dus ze zal kunnen weten hoe de lessen te
herhalen die worden geleerd.”
Toen i
k dit hoorde zei ik: “Mijn Jezus, mijn leven, het komt me voor dat het volledige
offer van lichaam en ziel vereist zijn om uw Wil te doen en erin te leven.
Aanvankelijk lijkt het iets kleins, maar later in de praktijk, lijkt het moeilijk… omdat
je, zelfs i
n heilige dingen of in het goede, geen zuchtje van je eigen wil hebt. Sterk
moeten zijn en tevreden in ieder in
-
en uitwendig lijden lijkt te bezwarend en pijnlijk
voor de menselijke natuur en hoe zullen zielen om deze reden kunnen leven in uw
Wil met het t
otale offer van alles? En Jezus vervolgde:
“Mijn dochter, alles hangt af
van het grote goed te kennen dat naar hem toekomt die werkzaam is in mijn Wil en er
in leeft. En het is deze Wil die dit offer verlangt. En omdat deze verheven Wil niet
aangepast is o
m zich te vermengen en samen te leven met een lagere, kleine en
eindige wil, wil Die de acten van de ziel die wil leven in mijn Wil eeuwig maken,
oneindig en goddelijk; en hoe kan Die dat doen, als de ziel de adem van zijn
menselijke wil, zelfs, zoals je z
egt, in heilige dingen wil aanbrengen, omdat het altijd
een eindige wil is. Dan is leven in mijn Wil niet langer een werkelijkheid maar een
manier van spreken. Nee, de taak van mijn Wil is volledige heerschappij. En het is
rechtvaardig dat het atoompje van
de menselijke wil zijn krachtveld verliest in mijn
Wil. Wat zou je zeggen als een kaarsje, een vlammetje, de zon zou willen binnengaan
om daar zijn leven in te storten, om in het centrum van de zon zijn stralingsveld en
krachtveld te vormen? Als de zon de
gave van de rede had, zou die verontwaardigd
zijn en zijn licht en warmte zou dat lichtje, dat kaarsje, vernietigen. En jij zelf zou die
brutaliteit om zijn krachtveld te starten in het licht van de zon afkeuren en
veroordelen. Dat doet de adem van de men
selijke wil in mijn Wil, zelfs in wat goed is.
Let daarom op dat niets van jouw wil leven heeft; Ik heb alles van jou bedekt en in
Mij verborgen, zodat je met je ogen alleen naar mijn Wil kijkt en Die een vrij
krachtveld geeft in je ziel.
De moeilijkheid
zal zijn het leven in mijn Wil te verstaan, niet om je zelf te offeren.
Omdat als zielen het grote goed hebben begrepen dat tot hen komt door te leven in
mijn Goddelijke Wil, dat zij van arm rijk zullen worden, van slaven van kwade
hartstochten zullen zij
vrij zijn en
beheerders, van dienaren worden zij eigenaren of
meesters, van ongelukkig gelukkig. Zelfs in de pijnen van dit armzalig leven zullen zij
gelukkig zijn met al het goede wat er in mijn Wil is. En het totale offer van alles zal
een eer voor hen z
ijn. Het zal gewenst worden, gewild en verlangd. Daarom schudde
Ik je zo wakker om je te tonen wat Ik je zeg over mijn Wil zodat allen het zullen
verstaan, het weten en het liefhebben.”
En ik: “Mijn Jezus, als U verlangt en wilt dat
zoveel van uw Wil beken
d wordt, geliefd en geleefd, zodat Die zijn veld van
goddelijke actie in zielen heeft, oh, openbaar Zijn waarheden Zelf aan zielen en het
grote goed dat uw Wil bevat en het grote goed dat zij zullen ontvangen. Uw directe
Woord bevat een magische kracht, ee
n krachtige magneet, het vermogen van
scheppende kracht. Oh, hoe moeilijk is het je niet over te geven aan de zoete
verrukkingen van uw goddelijk Woord! Als daarom alles rechtstreeks door U wordt
gezegd, zal iedereen zich overgeven.”
En Jezus:
“Mijn docht
er, het is mijn gewoonte en de orde van mijn eeuwige wijsheid
die wil dat mijn grootste werken eerst worden getoond aan een enkele ziel, om in
haar al het goede dat mijn werk bevat te concentreren en tot begrip te komen in haar
alleen, alsof er niemand and
ers bestond. Als Ik alles heb gedaan zo dat Ik kan zeggen
dat mijn werk geheel compleet is in haar, dat haar niets ontbreekt, dan laat Ik mijn
werk uitstromen als een uitgestrekte zee voor het heil van andere schepselen.
Ik deed dit met mijn hemelse Moeder
. Eerst vertrouwde Ik Haar in de zeer goddelijke
intimiteit het werk van de Verlossing toe; geen ander schepsel wist er iets van. Zij
stelde zich beschikbaar voor ieder offer en voor alle noodzakelijke voorbereidingen
om Mij te laten neerdalen van de Hemel
naar de aarde. Ik deed alles alsof Zij de
enige verloste was. Maar nadat haar maagdelijke geboorte Mij ter wereld bracht op
een wijze dat iedereen Mij kon zien en het heil van de Verlossing kreeg, gaf Ik mezelf
aan iedereen en nu kan iedereen Mij ontvange
n wanneer zij willen. Zo zal het zijn met
mijn Wil. Als Ik alles in jou voltooi, zodat mijn Wil in jou zal triomferen en jij in mijn
Wil, dan zal Die als een onmetelijke zee stromen voor het heil van iedereen. Maar het
is noodzakelijk de eerste ziel te vor
men om nadien te beschikken over degenen die
zullen volgen.”
Deel 17
–
29 juni 1925
Ik voelde me bedrukt en een gedachte wilde mijn brein in de war brengen… als je je
bevindt op het moment van je dood en je twijfelt en bang bent over hoe je leefde,
ze
lfs zo erg dat je twijfelt aan je redding, wat zou je dan doen? Maar terwijl ik dat
dacht, gaf mijn lieve Jezus me geen tijd om na te denken of mijn gedachte te
beantwoorden. Hij kwam in beweging in mijn binnenste en liet zich hoofdschuddend
zien en alsof
Hij droevig werd door mijn gedachte zei Hij:
“Mijn dochter, wat zeg je?
Dat te denken is een belediging voor mijn Wil. Daarin komen geen angsten binnen,
noch twijfels, noch gevaar; dit zijn dingen die daar niet bij horen. Het zijn de
ellendige vodden van d
e menselijke wil. Mijn Wil is die vredige zee die ruist in vrede,
geluk, veiligheid en zekerheid. En de golven die uit zijn boezem ontspringen zijn
golven van eindeloze vreugde en tevredenheid. Daarom ben Ik stom verbaasd te
horen dat je dat denkt. Mijn Wi
l is niet in staat tot angst, twijfel of gevaar, en de ziel
die er in leeft raakt vervreemd van de ellendige vodden van de menselijke wil. En wat
zou mijn Wil kunnen vrezen? Wie kan twijfelen aan zijn werk als allen, aanwezig in de
heiligheid van mijn werk
zame Wil, beven en verplicht zijn hun hoofd te buigen in
aanbidding voor de werkzaamheid van mijn Wil?
Ik wil je iets zeggen dat een troost voor je zal zijn en grote glorie voor Mij. Als je
terzijnertijd sterft, zal met jou gebeuren wat er bij mijn dood g
ebeurde. Bij leven
werkte Ik, bad, preekte, stelde de sacramenten in, leed onuitsprekelijke pijnen, zelfs
tot in de dood. Maar Ik kan zeggen dat mijn Mensheid bijna niets zag dat toepasselijk
is op al het goede wat Ik deed. Zelfs de sacramenten hadden geen
leven terwijl Ik op
aarde was. Maar toen Ik stierf bezegelde mijn dood mijn werk, mijn woorden, mijn
pijnen en de sacramenten; en de vrucht van mijn dood bevestigde alles wat Ik deed.
Die activeerde de terugkeer van het leven in mijn werken, mijn pijnen,
mijn woorden,
de sacramenten die Ik instelde en het voortduren van dit leven, zelfs tot aan de
voleinding der eeuwen.
En dus zet mijn dood al mijn werken in beweging en leidt die tot eeuwig leven. Dit
alles was terecht, omdat daar mijn Mensheid het eeuwig
Woord bevatte en een Wil die
geen begin noch einde had, noch onderhevig was aan de dood, moest niets wat Ik
deed verloren gaan, zelfs geen enkel woord. Eerder moest alles doorgaan tot het
einde van de tijd en dan doorgaan in de Hemel om de hemelingen voor
altijd zalig te
verklaren. Zo zal het met jou gebeuren. Mijn Wil die in jou leeft, die tot je spreekt die
je werkzaam doet zijn en erin lijdt, zal niets laten vergaan, zelfs geen woord van de
vele waarheden die Ik je over mijn Wil heb geopenbaard maar zal
alles in beweging
brengen. Die zal alles doen verrijzen. Jouw dood zal de bevestiging zijn van alles wat
Ik je heb verteld. En omdat leven in mijn Wil alles teweeg brengt wat de ziel doet,
lijdt, bidt en spreekt
–
mijn Wil is opgenomen in de act
–
veroorza
akt Die dat niets
onderhevig is aan de dood, maar blijft zoals zo vele levens in de wereld, die alle in de
act zijn van het leven geven aan schepselen.
Jouw dood zal daarom de sluier wegtrekken die al de waarheden bedekt die Ik je heb
verteld. En zij zull
en opgaan in alle wolken van twijfel en moeilijkheden die
verschenen om hen in hun leven te bedekken. Dus terwijl je leeft in deze laag
-
bij
-
de
-
grondse wereld, zul je weinig of niets zien van het grote goed dat mijn Wil doorheen
jou wil doen; maar na je doo
d zal alles zijn volledige effect hebben.”
Hierna bracht ik de nacht door zonder mijn ogen te hebben kunnen sluiten en zonder
de gebruikelijke bezoekjes van mijn lieflijke Jezus, omdat ik, wanneer Hij komt, blijf
doorslapen in Hem en voor mij is het meer
dan slaap. Maar deze keer deed ik de uren
van zijn Passie en de gebruikelijke ronden in zijn aanbiddelijke Wil. En zo zag ik dat
het dag was, maar dit overkomt me dikwijls; en ik zei bij mezelf: “Mijn liefde, U bent
niet gekomen en U hebt me niet laten sla
pen; wat moet ik doen zonder U?”
Op dat moment bewoog mijn lieve Jezus in zijn binnenste en zei:
“Mijn dochter, in
mijn Wil bestaat er geen nacht noch slaap. Het is altijd klaarlichte dag en
waakzaamheid. Er is geen tijd om te slapen, omdat er veel te doen
is, op zich te
nemen en zichzelf gelukkig te maken. Daarom moet je leren om te leven in de lange
dag van mijn Wil, zodat mijn Wil zijn voortdurend actief leven in jou kan leiden.
Bovendien zul je op deze wijze een nog meer wonderlijke rust vinden, omdat m
ijn Wil
je steeds meer zal doen opgaan in je God en Hij zal je meer doen verstaan. En hoe
meer je verstaat van God, des te meer zal je ziel vergroot worden om die eeuwige rust
te bereiken met alle geluk en vreugde die de goddelijke rust bevat. Oh, hoe mooi
zal
jouw rust zijn, rust die alleen wordt gevonden in mijn Wil!”
Terwijl Hij dit nu zei, kwam Hij uit mijn binnenste, legde zijn armen om mijn nek en
trok me innig tegen zich aan. Ook ik strekte mijn armen uit en omhelsde Hem innig.
Intussen riep mijn Jez
us veel andere personen die aan zijn voeten knielden en Jezus
zei hun:
“Stijg op naar mijn Hart en Ik zal je de wonderen tonen die mijn Wil in deze
ziel heeft verricht”.
En nadat Hij dit gezegd had, verdween Hij.
Deel 17
–
9 juli 1925
Ik merkte dat ik
niet langer voortdurend zonder mijn lieve Jezus kon. Verschillend
dagen had ik verlangd naar zijn terugkeer maar tevergeefs. Ik zei Hem uit heel mijn
hart: “Mijn Liefde, kom terug naar uw dochtertje; ziet U niet dat ik niet langer verder
kan. Ach, aan wat
een wreed martelaarschap onderwerpt U mijn arme bestaan door
mij van U te beroven!” En moe en uitgeput gaf ik me over aan zijn allerheiligste Wil.
Terwijl ik me in deze toestand bevond, was ik aan het lezen en ik werd gewaar dat Hij
zijn armen om mijn ne
k legde. Mijn brein was slaperig geworden; en ik bevond me
heel innig in de armen van Jezus, volledig bedekt en verborgen in Hem. Ik wilde
Hem mijn verdriet vertellen, maar Hij gaf me geen tijd. Jezus sprak:
“Mijn dochter, je
wilt jezelf niet overtuigen da
t, als mijn rechtvaardigheid om een goede reden de
mensen iets ernstig wil verwijten, Ik genoodzaakt ben om Mij in jou te verbergen?
Omdat jij niets anders bent dan een klein deeltje dat al de andere deeltjes verbindt
met andere schepselen en hen laat beho
ren tot jouw familie als een feest. Als Ik dan
de andere deeltjes met jou verbonden, wil tuchtigen, heeft mijn rechtvaardigheid een
probleem en voelt zich ontwapend. Daarom ben Ik in jou verborgen gebleven
–
altijd
in jou
–
deze afgelopen dagen, terwijl Ik
tuchtigingen de wereld in stuur.”
Terwijl Hij dit nu zei, bevond ik me buiten mezelf en Hij toonde me verschillende
delen van de aarde waar aardbevingen waren geweest, waar ernstige branden met
rampen waren geweest en waar ander tuchtigingen waren. Het k
wam me voor dat er
ander ernstig kwaad zou volgen. Ik was verbaasd en bad; en mijn lieflijke Jezus
kwam terug. Ik zag mezelf voor Hem heel lelijk, als een verwelkte bloem en ik zei:
“Mijn Leven en mijn Alles, kijk hoe lelijk ik geworden ben, alsof ik verwe
lk. Ach,
hoe verander ik zonder U! U te missen doet me mijn frisheid verliezen, de
schoonheid die er is in uw genade; en ik heb het gevoel dat ik onder een brandende
zon sta die mijn leven totaal uitput en me doet verwelken en ontaarden.”
Toen liet Jezus
me een beetje lijden samen met Hem en dat lijden werd omgezet in
een hemelse dauw op mijn ziel die mijn vitale sappen herstelde. En Hij nam mijn
arme ziel in zijn handen en voegde er aan toe:
“Mijn arme dochter, wees niet bang.
Als Mij te missen jou heeft
doen verwelken, zal mijn terugkeer de frisheid herstellen,
de schoonheid, de kleur in al je gelaatstrekken. En lijden samen met Mij zal niet
alleen voor jou zijn als morgendauw om je vitaliteit te geven, maar zal dienen als een
voortdurende oproep, waarmee
Ik op de deuren van je ziel kan kloppen en jij op de
mijne, zodat de deuren altijd open blijven en jij vrij in Mij kan binnenkomen en Ik in
jou. Mijn adem zal je helpen als een zachte bries om in jou al de gaven en de mooie
frisheid te bewaren die Ik voor
jou heb bestemd toen Ik je schiep.”
En terwijl Hij dit
zei, ademde Hij heel diep, drukte me tegen Zich aan en verdween.
Deel 17
–
20 juli 1925
In mijn gebruikelijke toestand en na het zeer bittere gemis van mijn lieve Jezus, liet
Hij zich tenslotte z
ien; en zonder ook maar een woord te zeggen, bracht Hij me in een
pijnlijke toestand van uiterste onbeweeglijkheid. Ik voelde me leven, maar ik kon niet
bewegen. Ik werd gewaar dat er lucht was, maar ik kon niet ademen. Heel mijn arme
lichaam was onbeweegl
ijk. Terwijl ik me voelde lijden, was ik niet in staat te
bewegen als reactie op de pijn die ik gewaar werd. Door de tegenwoordigheid van
Jezus en zijn allerheiligste Wil was ik verplicht niet te bewegen. Hiermee was mijn
gezegende Jezus zeer ingenomen en
Hij strekte zijn armen naar me uit alsof Hij me
op wilde nemen en hield me tegen zijn boezem; en Hij zei:
“Mijn dochter, heb je
gemerkt hoe smartelijk de toestand is van onbeweeglijkheid? Het is de moeilijkste
toestand omdat zelfs in de bitterste pijn, bew
eging wat verlichting geeft. Het is een
teken van leven; verwrongen gezichten zijn sprakeloze stemmen die om hulp vragen
en medelijden wekken bij degenen in de nabijheid. Je hebt ervaren hoe smartelijk het
is, maar weet je waarom Ik je in die toestand van
onbeweeglijkheid gebracht heb?
Het is om je te doen begrijpen in welke toestand mijn genade zich bevindt. Het is
leven en voortdurende beweging en geeft zich aan schepselen in één voortdurende
act. De schepselen verwerpen die en maken die onbeweeglijk; dez
e genade wordt
leven gewaar; die wil leven geven en wordt gedwongen om onbeweeglijk te blijven
zonder enige beweging door de ondankbaarheid van de mens. Wat een pijn! Mijn
genade is licht en als licht verspreidt het zich van nature. Maar de schepselen hebb
en
niets anders gedaan dan duisternis verspreiden; en omdat mijn licht bij hen wil
binnenkomen, verlamt de duisternis die zij verspreiden, mijn licht en maakt dat a.h.w.
onbeweeglijk en zonder leven voor het schepsel. Mijn genade is liefde en bevat het
lev
en om iedereen brandend van liefde te maken. Maar het schepsel dat van andere
dingen houdt, brengt deze liefde ter dood voor zichzelf; en mijn genade voelt smart in
doodangst door de onbeweeglijke toestand waarin het schepsel die brengt. Oh, in wat
voor sm
artelijke moeilijkheden bevindt zich mijn genade!
En dit is niet alleen het geval bij degenen die, onomwonden gezegd, boosaardig zijn,
maar ook bij degenen die zogezegd godsdienstig zijn of vrome zielen. Dit zijn zielen
die mijn genade dikwijls onbeweegli
jk maken voor niets, voor dingen die hun
mishagen, voor een gril, voor een zeer kwade gehechtheid, omdat zij geen
bevrediging vinden voor hun eigen wil in heilige dingen, zelfs terwijl mijn genade
voor hen beweging en leven is. Zij maken mijn genade onbewe
eglijk en houden vast
aan hun neigingen, grillen, menselijke gehechtheden en aan alles waarin zij
bevrediging in vinden, van hun eigen ego. En dus zetten zij hun eigen ego in de plaats
van mijn genade als leven en als hun eigen afgod.
Maar weet je wie de
vertrooster is, de onafscheidelijke metgezel, de verrukte, die de
beweging en het leven van mijn genade betovert, inderdaad steeds meer de beweging
versnelt en die niet onbeweeglijk maakt, zelfs niet voor een ogenblik! Het is de ziel
die leeft in mijn Wil.
Waar mijn Wil regeert, is genade altijd in beweging en altijd in
feestvreugde; die heeft altijd iets te doen; die wordt nooit vertrapt of nutteloos. De
ziel waarin mijn Wil regeert is de lieveling van mijn genade. Het is de kleine
secretaresse waarin mijn
Wil de geheimen van zijn verdriet en zijn vreugde stort, en
alles toevertrouwt, omdat mijn Wil voldoende is om de waarborg te ontvangen die
mijn genade bevat. Dit is niets anders dan de voortdurende geboorte van mijn
verheven Wil.”
Deel 17
–
2 augustus
1925
Ik bad en verenigde me met de heilige Goddelijke Wil. Ik wilde overal rondgaan,
zelfs naar de hoogste Hemel om dat verheven “Ik heb U lief” te vinden dat niet
onderhevig is aan onderbreking. Ik wilde het tot het mijne maken zodat ook ik vol
zou zijn
van een nooit onderbroken “Ik heb U lief” dat een echo zou zijn van het
eeuwige “Ik heb U lief”. En in het bezit van de bron van het ware “Ik heb U lief” kon
ik een “Ik heb U lief” schenken aan iedereen, voor iedere beweging, voor iedere act,
voor ieder a
dem, voor iedere hartslag en voor ieder “Ik heb U lief” van Jezus zelf. En
terwijl het leek of ik de boezem van de Eeuwige bereikte en zijn “Ik heb U lief” tot
de mijne maakte, herhaalde ik overal en ten behoeve van alles een klein refrein van
“Ik heb U li
ef” voor mijn verheven Heer. Welnu, terwijl ik dit deed, werd mijn
gedachte onderbroken door mijn “Ik heb U lief” dat me zei: “Wat doe je nu? Kun je
niets anders doen! Wat voor groots is jouw “Ik heb U lief”?
En mijn lieve Jezus bewoog in mijn binnenste en
zei:
“Wat zeg je? Wat voor groots is
voor Mij het “Ik heb U lief”. Mijn dochter, het “Ik heb U lief” is alles. Het “Ik heb U
lief” is liefde, verering, achting, heldendom, offer en vertrouwen op degene op wie
het gericht is. Het “Ik heb U lief” is Hem bez
itten die het “Ik heb U lief” insluit. “Ik
heb U lief” is maar een woordje, maar het weegt net zo veel als de hele eeuwigheid.
Het “Ik heb U lief” sluit alles in; omarmt alles; verspreidt zich; komt nader, het rijst
op in den hoge; het daalt zelfs af tot o
p de bodem; het drukt zich overal af en stopt
nooit. Hoe, mijn dochter, kan mijn “Ik heb U lief” niets zijn? De oorsprong is eeuwig.
In het “Ik heb U lief” brengt de hemelse Vader Mij voort en in het “Ik heb U lief”
ontstaat de H. Geest. In het “Ik heb U l
ief” schiep het eeuwige Fiat alles, en in het
“Ik heb U lief” vergaf Die de zondige mens en verloste hem. Dus in het “Ik heb U
lief” vindt de ziel alles in God en God vindt alles in de ziel. Daarom is de waarde van
het “Ik heb U lief” oneindig; het is vol
leven, energie; het verveelt nooit; het gaat
boven alles uit en triomfeert over alles. Daarom wik Ik dit “Ik heb U lief” zien en
horen, tot Mij gericht op je lippen, in je hart, in de vlucht van je gedachten, in de
druppels van je bloed, in je pijnen en vr
eugden, in het voedsel wat je eet. In alles. Het
leven van mijn “Ik heb U lief” moet in jou uitgestrekt zijn en het zal op jou het zegel
drukken van het goddelijk “Ik heb U lief”.
Hierna kwam er een zon voor mijn ogen die op zijn hoogtepunt was. Zijn lich
t was
ontoegankelijk. Vanuit het centrum kwamen voortdurend vlammen die ieder een “Ik
heb U lief” bevatten. Terwijl ze verder gingen, stelden ze zich op rondom dit
ontoegankelijk licht. En deze vlammen bleven a.h.w. verbonden door een draad van
licht met d
at ontoegankelijk licht dat het leven van die vlammen voedde. Er waren zo
veel van deze vlammen dat ze Hemel en aarde vulden. Het kwam me voor dat ik onze
God zag als het begin en oorsprong van alles en in die vlammen de hele schepping als
een goddelijke g
eboorte en een geboorte van pure liefde. Ik was ook een vlammetje
en mijn lieve Jezus zette me aan mijn vlucht te nemen naar iedere vlam om daar een
dubbel “Ik heb U lief” te brengen. Dan, ik weet niet hoe, bevond ik me buiten mezelf
om rond te gaan te mid
den van deze vlammen en mijn “Ik heb U lief” in te prenten in
iedere vlam. Maar er waren er zo veel dat ik verdwaald raakte. Maar een
buitengewone kracht liet me terugkeren naar de ordelijke ronden van mijn “Ik heb U
lief”. Nadien bevond ik me in een grote
tuin en tot mijn grote verrassing vond ik mijn
Koningin Moeder die me naderde en zei:
“Mijn dochter, kom samen met Mij in deze
tuin werken. We moeten bloemen planten en hemelse en goddelijke vruchten. Het is
nog bijna leeg en als er een plant is, is die a
ards en menselijk. Daarom is het terecht
dat we die verzamelen om deze tuin zo te maken dat die totaal behaagt aan mijn Zoon
Jezus. De zaden die Ik moet planten zijn al mijn deugden, mijn werken, mijn pijnen
die het zaad bevatten van het “Uw Wil geschiede”
. Er was niets wat Ik deed dat niet
het zaad bevatte van de Wil van God. Ik zou alles liever willen doen dan een act of
lijden zonder dit zaad. De hele schepping en alle levende wezens erkenden mijn
beheer over hen, omdat zij zagen dat de verheven Wil rege
erde in Mij. Daarom zal
alles wat Ik deed en alles wat jij hebt gedaan met dit zaad van de verheven Wil, ons
verenigen zodat wij deze tuin kunnen beplanten”
. En dus voegden we de zaden die
mijn hemelse Moeder had
–
en dat waren er veel
–
en de weinige die
ik had samen. Ik
weet niet hoe, maar wij begonnen de voren te vormen om de zaden te zaaien. En
terwijl we dit deden, hoorden we buiten de wallen van de tuin, die zeer hoog waren,
de geluiden van wapens en kanonnen. Mensen waren zo vreselijk aan het vechten
dat
we ons genoodzaakt voelden om hulp te bieden. Toen we daar gekomen waren, zagen
we mensen van verschillende rassen, diversen kleuren, en naties samen. Zij voerden
zo´n strijd dat zij terreur en dood veroorzaakten. Terwijl ik dit zag, bevond ik me in
m
ezelf, maar oh met hoeveel angst! En dan was er het verdriet dat ik zelfs geen
woord had gezegd tegen mijn hemelse Moeder over mijn wrange toestand. Moge de
allerheiligste Wil van God altijd gezegend zijn en moge alles zijn voor zijn glorie.
Deel 17
–
4 au
g 1925
Na verschillend dagen van totaal gemis van mijn liefste Jezus, begon ik mijn
smartelijk refrein te herhalen: “Alles is voor mij voorbij; ach, ik zal Hem niet langer
zien! Ik zal niet langer zijn stem horen die me zo blij maakte! Ach, ik word verla
ten
door Hem die al mijn tevredenheid vormt en die alles voor mij is? Zonder Jezus, wat
een aanhoudend martelaarschap
! Wat een leven zonder Leven!”
En terwijl mijn hart
verdronk in pijnen, kwam mijn lieve Jezus uit mijn binnenste en terwijl Hij me in zijn
armen nam, legde Hij mijn armen om zijn nek. Ik legde met overgave mijn hoofd op
zijn borst als om uit te drukken dat ik het niet langer vol kon houden. En Jezus drukte
me vast tegen zich aan en zei:
“Mijn dochter, je moet voortdurend sterven”.
En
terwijl
Hij dit zei, liet Hij me delen in verschillende pijnen; en dan met een zeer
vriendelijk gezicht vervolgde Hij:
“Mijn dochter, waarom ben je bang als de kracht
van mijn Wil in je is? En het is zo waar dat deze Wil van mij in jou is, die ieder
ogenblik jou h
eeft getransformeerd in mijn pijnen en met jouw liefde heb je die zelf
ontvangen. Terwijl je leed, strekte je je armen uit om mijn Wil te omarmen. En terwijl
je Die omarmde, hebben al degenen die leven in mijn Wil, de engelen en heiligen,
mijn hemelse Moed
er, de Godheid zelf, de innigheid van je omhelzing ervaren. En
allen hebben zich gehaast om je omhelzing te beantwoorden en in koor zeiden ze:
“Hoe aangenaam en lieflijk is de omhelzing van onze kleine banneling, die alleen op
aarde leeft om de Wil van God
te volbrengen, zoals wij Die in de Hemel volbrengen.
Zij is onze vreugde, zij is het nieuwe en enige feest dat van de aarde tot ons komt”.
Oh, als je eens wist wat het betekent voor een ziel om in mijn Wil te leven! Er is geen
afscheiding tussen haar en d
e Hemel. Waar mijn Wil is, is zij ook. Haar acten, haar
pijnen, haar woorden zijn werkzaam, waar mijn Wil wordt aangetroffen. En omdat
mijn Wil overal wordt gevonden, begeeft de ziel zich in de orde van de Schepping en
met de elektriciteit van de verheven
Wil, staat zij in verbinding met alle geschapen
dingen. En omdat geschapen dingen op zichzelf in orde en harmonie zijn, ondersteunt
het een het ander en kan er geen zijn plaats verlaten. En als toevallig een enkel ding,
door Mij geschapen, dit deed, zou al
les in de schepping totaal in wanorde raken. Er
is een geheime afspraak onder de sterren, een geheimzinnige kracht, dat, terwijl al de
andere sterren in de ruimte blijven zweven zonder enige steun, de een de ander
ondersteunt uit kracht van de communicatie
die zij onderling hebben. Dus wie mijn
Wil doet, staat in verbinding met iedereen en zij wordt ondersteund door al de werken
van haar Schepper. Daarom herkennen allen haar, hebben haar lief en lenen haar de
elektriciteit, het geheim om samen te leven met
hen. Zij zweeft tussen Hemel en aarde,
volledig gesteund door de unieke kracht van de goddelijke verheven Wil.”
Uw Wil geschiede